KIVI position paper over de Marinebouw

KIVI heeft een position paper gepubliceerd naar aanleiding van de Defensienota 2022 en de komende besluitvorming over vervanging van onderzeeboten en fregatten voor de Koninklijke Marine. De inhoud betreft technologische of daarmee verband houdende aspecten.

Een kanonneerboot van de Koninklijke Marine die na Nederland verlaten te hebben, heeft gediend bij Duinkerke. Foto: 1940-1945, Nationaal Archief

Hieronder volgt een samenvatting en vervolgens de pdf van de paper:

‘Het Defensiebeleid verlangt een technisch hoogwaardige krijgsmacht, waarbij innovatie een van de speerpunten is. Het doel daarvan is om een effectieve slagkracht te realiseren om te kunnen winnen. Ook het Strategisch Kompas van de Europese Commissie verlangt onder meer “high-end naval platforms…with next generation systems full of disruptive and other innovative technologies”.
Voor deze uitdaging is een sterke Europese marinebouw sector noodzakelijk, met een zeer goede aansluiting op innovatie in maritieme en militaire technologie. Nederland heeft zo’n sector en zou die moeten behouden.

‘Behouden, enerzijds omdat dit de enige sector  is waar Nederland in staat is om complete militaire systemen te ontwikkelen en te bouwen. Anderzijds, omdat de Nederlandse bouwmethode aantoonbaar goedkoper en innovatiever is dan bij onze bondgenoten. Bovendien geeft launching customership een heldere impuls aan onze nationale economie. Bij de kosten-baten analyse moet de waarde van veiligheid ook worden meegenomen.

‘Daar is echter wel iets voor nodig. Om te beginnen een zelfscheppend eco-systeem (van industrie, overheid en kennisinstituten), waarbij de ontwerp- en integratie kennis van subsystemen noodzakelijk is. Om de sterke concurrentie met industrie in andere Europese landen aan te kunnen is een aantoonbaar en helder vertrouwen van de nationale overheid in de sector vereist.  

‘Zolang Nederland nog zelf verantwoordelijk is voor de behoeftestelling, aankoop en beheer van marineschepen is het bovendien zeer effectief om zelf richting te kunnen geven aan innovatie, ontwerp, integratie, bouw en onderhoud. Dit is bovendien aantoonbaar 30% goedkoper en realiseert een technologische voorsprong op andere landen in de EU en NAVO.

‘Dit position paper bepleit daarom ondubbelzinnig het handhaven en waar nodig versterken van de marinebouw sector in Nederland. Met name het aspect “systeemontwerp en integratie”, dat niet zoveel van karakter verschilt of het nu om fregatten, mijnenjagers of onderzeeboten gaat. De vraag dient zich daarbij aan of de aanname juist is geweest, dat de Nederlandse industrie niet meer als hoofdaannemer voor ontwerp en bouw van onderzeeboten kan optreden. 

‘Nederland excelleert al vele jaren in de verschillende vormen van marinebouw en zou een Europese marinebouw “valley” moeten vormen, waar marineschepen worden ontwikkeld, gebouwd en uitgerust met systemen en subsystemen uit verschillende Europese en NAVO landen.  

‘Ten slotte wijzen wij op de andere financieringsvormen die in de economie voor grote kapitaal-investeringen gebruikelijk zijn. Het verdient aanbeveling om dat ook voor grote defensieprojecten te onderzoeken. Dan hoeven andere belangrijke projecten ook niet meteen worden uitgesteld als er iets meer geld nodig is, zoals nu weer gebeurt bij de vervanging van de onderzeeboten.

‘In het paper worden een groot aantal relevante deelaspecten belicht en aanbevelingen gegeven. De belangrijkste zijn het behoud van kennis en kunde, intensieve betrokkenheid van de Koninklijke Marine, een ervaren nationale werf en het besef dat marineschepen nooit serieproducten zijn.

‘Sommige aspecten, zoals het belang van kennis komen voor de volledigheid en duidelijkheid  in meerdere paragrafen terug.’

KIVI position paper over de Marinebouw

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reacties (1)

  1. Helemaal eens met de inhoud van het “Paper”
    Maar helaas zal het niet op deze manier gaan lopen.
    Europees aanbesteden en het nodige lobby werk vanuit andere landen.
    Het beleid in Nederland is niet gericht op het behoud van industrie laat staan dat men inziet dat bepaalde kennis noodzakelijk is om ook in de toekomst op industrieel gebied mee te kunnen blijven doen.
    In het verleden is er al veel kennis verloren gegaan, denk aan Werkspoor, Fokker, Verolme enz.