Sociale robots kunnen kinderen nog niet echt boeien

Kinderen komen steeds vaker in aanraking met sociale robots, bijvoorbeeld op school, in ziekenhuizen en zelfs thuis. Of kinderen hier überhaupt op zitten te wachten, werd nog nauwelijks onderzocht. Een reden voor communicatiewetenschapper Chiara de Jong van de UvA de acceptatie van sociale robots te onderzoeken. Kinderen blijken een robot zelden af te wijzen vóór een interactie en in de eerste twee weken van gebruik. Maar dit gebruik loopt na die eerste enthousiaste reactie hard terug.

"Je ziet dat sociale robots steeds vaker worden gebruikt, ook gewoon voor plezier", zegt De Jong. "Maar we wisten eigenlijk niet of kinderen zo’n robot wel accepteren. In een eerste analyse van allerlei literatuur hierover, zagen we voornamelijk de eerste enthousiaste reactie van kinderen op sociale robots. Toen we kinderen langer gingen volgen ontdekten we dat het gebruik al in een korte periode, al na twee tot vier weken, erg verandert."

Weinig kinderen wijzen robot af voor interactie

De Jong ontwikkelde eerst een meetinstrument voor het betrouwbaar meten van acceptatie. Vervolgens vroeg ze een groep van 570 kinderen in de leeftijd van acht en negen jaar of ze een Cozmo robot thuis wilden uitproberen. "Dat is een commerciële robot die vooral voor plezier en spelen is bedoeld en die mensen ook zelf kunnen kopen."

Van deze groep gaf 82% aan dat wel te zien zitten. De rest wist het niet zeker of wilde dit niet. "Of kinderen dit zagen zitten, werd beïnvloed door of het ze leuk leek om deze specifieke robot thuis te gebruiken, hoe ze dachten dat hun ouders zouden reageren, en of vriendjes en vriendinnetjes de robot ook zouden gebruiken. Maar ook of ze robots in het algemeen leuk vonden", licht De Jong toe. Het gebruiksgemak en nut van de robot en de zelfredzaamheid van het kind bleken niet van invloed op de adoptie-intentie.

Gebruik loopt al snel hard terug

De Jong vroeg 321 kinderen om voor een periode van acht weken de sociale robot ook echt mee naar huis te nemen. "Ze waren vrij om deze wel of niet te gebruiken. Door middel van gebruikersdata via de robot zelf en vragenlijsten achterhaalden we dit gebruik en wat ze van de robot vonden."

Kinderen bleken aan het begin erg enthousiast. "De meerderheid gebruikte de robot de eerste twee weken. Maar al na twee weken daalde het gebruik sterk." Slechts een kleine 30% van de kinderen gebruikte de robot consistent gedurende die acht weken. De overgrote meerderheid gebruikte de robot niet meer na die twee weken, of slechts om de paar weken. "De acceptatie van robots door kinderen is hier dus erg vergelijkbaar met hoe ze normaal spelen. Soms vinden ze iets interessant en dan weer niet en belandt het in de hoek."

Deze sterke afname na het eerste enthousiasme verraste De Jong, "want kinderen trekken wel erg naar andere technologie, zoals games en tablets." Dat de nieuwigheid er wel af was, of dat de robot niet aan de verwachtingen voldeed, waren niet de belangrijkste verklaringen voor deze afname. Vooral de competitie met ander speelgoed en apparaten bleek van invloed, en het gebrek aan een motivatie om de robot te gebruiken.

Wat betekent dit voor de ontwikkeling van sociale robots?

"De huidige sociale robots voor thuisgebruik lijken de kinderen nog niet voldoende te boeien, in ieder geval niet zoals we verwachtten", concludeert De Jong. De Jong beveelt aan het gebruik van sociale robots door de tijd heen verder te onderzoeken. "Want je kunt er dus niet vanuit gaan dat de eerste enthousiaste reactie blijft."

Ook is het perspectief van kinderen belangrijk, wat ze boeit en wat ze missen. "Het sociale aspect van een robot en het plezier van de interactie waren belangrijke factoren voor de intentie om een robot thuis te gaan gebruiken. Kinderen verwachten wel dat het leuk is met zo’n robot. En betrek de omgeving erbij. Een kind vindt het ook belangrijk wat ouders en andere vriendjes ervan vinden."