Verbruik hernieuwbare energie met 5,8% nog ver onder doelstelling

Het verbruik van hernieuwbare energie is in 2015 gestegen naar 5,8 procent. Het jaar daarvoor kwam 5,5 procent van het totale energieverbruik in Nederland uit hernieuwbare bronnen. De stijging is vooral te danken aan de toename van het energieverbruik uit wind, zon en aarde. De groei van het verbruik uit biomassa bleef achter. Dit had een drukkend effect op de totale toename van het energieverbruik uit hernieuwbare bronnen. Dit maakt CBS bekend.

Het verbruik van hernieuwbare energie in Nederland bedroeg in 2015 in totaal 118 petajoule, dit is ruim 7 procent meer dan het jaar daarvoor. Biomassa is met bijna 70 procent van het totaal verreweg de grootste bron van hernieuwbare energie. Het energieverbruik uit deze bron is met 2 procent toegenomen, terwijl het energieverbruik uit zon, wind en aarde gemiddeld met 21 procent is gestegen.
Het totale finale energieverbruik in Nederland is vergeleken met 2014 gestegen met bijna 2 procent. Ook hierdoor valt de groei van het aandeel hernieuwbare energie lager uit.

Meer biomassa gebruikt voor warmte

Het verbruik van hernieuwbare energie uit biomassa voor de productie van warmte is vorig jaar met 7 procent toegenomen. De stijging was vooral te zien bij warmteketels van bedrijven en bij afvalverbrandingsinstallaties. De uitbreiding van de leveringen aan stedelijke warmtenetten leverde bij afvalverbrandingsinstallaties een belangrijke bijdrage aan de toename.

Minder biobrandstoffen gebruikt

Het verbruik van biobrandstoffen voor vervoer is in 2015 ongeveer 10 procent gedaald ten opzichte van 2014, ondanks een toename van de verplichting voor leveranciers van benzine en diesel om hernieuwbare energie te leveren.
Sinds 2015 is het voor brandstofleveranciers mogelijk om biobrandstoffen mee te laten tellen voor de verplichting op een moment dat nog niet zeker is dat deze biobrandstoffen op de Nederlandse markt komen. CBS gaat uit van de daadwerkelijke leveringen op de Nederlandse markt.

Nederlandse huishoudens stoken relatief weinig hout (wordt onder biomassa gerekend), mede doordat in bijna elk huis betaalbaar en comfortabel aardgas beschikbaar is. Daarnaast wordt er in Nederland nauwelijks energie uit waterkracht opgewekt. In tegenstelling tot de koplopers Zweden en Finland kent Nederland geen grote papierindustrie met biomassa als energiebron. Ook is er in Nederland in vergelijking met landen als Duitsland en Denemarken minder overheidssteun beschikbaar geweest voor hernieuwbare energiebronnen.

aandeel hernieuwbare energie Vooral hernieuwbare warmte

Energie uit hernieuwbare bronnen wordt verbruikt voor warmte, elektriciteit en vervoer. In 2015 was ongeveer de helft van het verbruik van hernieuwbare energie bestemd voor warmte, 40 procent voor elektriciteit en ruim 10 procent voor vervoer.

Bindende doelstelling nog ver weg

Nederland is op Frankrijk na van alle Europese landen het verst verwijderd van de doelstelling die is afgesproken in de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie voor 2020. Voor Nederland geldt als doel dat 14 procent van het verbruik van energie uit hernieuwbare bronnen moet komen. Met 5,8 procent; zit was ons land nog 8,2 procentpunt verwijderd van de EU-doelstelling.

Binnen Europa staan alleen de Fransen verder af van hun landelijke doelstelling. Van de Europese landen heeft een derde de afgesproken doelstellingen nu al gehaald. Een aantal landen zoals Denemarken en Oostenrijk zijn met 1 procentpunt een fractie van het einddoel verwijderd. Gemiddeld genomen zitten de Europese landen 4 procentpunt van het doel in de richtlijn af.

De Europese landen hebben in de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie uit 2009 bindende doelstellingen voor het aandeel hernieuwbare energie voor het jaar 2020 afgesproken. Doelstellingen verschillen per land en zijn bepaald op basis van het aandeel hernieuwbare energie in het basisjaar (2005) en een voor ieder land ongeveer gelijke toename van het aandeel hernieuwbare energie in procentpunten. Daarbij is afgesproken dat armere landen en landen die in het verleden al veel hadden gedaan aan hernieuwbare energie wat minder doen.
De Nederlandse doelstelling van 14 procent is gebaseerd op 2,5 procent hernieuwbaar in het basisjaar en een toename van 11,5 procentpunt. De landen van de EU moeten in 2020 samen een gemiddeld gebruik van 20 procent hernieuwbare energie kunnen noteren, gebaseerd op 8,5 procent in het basisjaar en eveneens een toename van 11,5 procentpunt.

Nederland bijna hekkensluiter hernieuwbare energie

Bijna 5,5 procent van de Nederlandse energie kwam in 2014 uit hernieuwbare bronnen. Dat is veel minder dan de koplopers binnen Europa, landen als Zweden (53 procent), Letland (39 procent) en Finland (ook 39 procent). Ook het Europese gemiddelde ligt met 16 procent hoger. Alleen op Malta (4,7 procent) en in Luxemburg (4,5 procent) wordt nog minder hernieuwbare energie verbruikt dan in Nederland.

verbruik