Sociale werkplaats aan de wieg van reguliere elektronicaproducent (video)

De Dordtse instelling voor sociale werkvoorziening Drechtwerk is bedoeld voor mensen met een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking, die moeilijk toegang hebben tot de reguliere arbeidsmarkt. Een van de vele activiteiten binnen Drechtwerk is elektronicaproductie. Door veranderende wetgeving wordt van het intensief opgeleide personeel gevraagd om werk te zoeken in het reguliere bedrijfsleven, maar dat heeft gevolgen voor de kwaliteit van de eigen productie. Het bracht John Drenth op het idee zijn afdeling te privatiseren en zo te kunnen blijven werken met zijn goed opgeleide mensen.

Toen John Drenth (43) vanuit het bedrijfsleven in dienst trad van Drechtwerk , was zijn belangrijkste drijfveer niet de sociale werkvoorzieningindicatie van de mensen waarmee hij zou gaan werken. Vanuit zijn achtergrond telecommunicatie wilde hij gewoon meer met elektronica, en bij Drechtwerk trof hij een verrassend compleet machinepark met volwassen mogelijkheden. Na een reorganisatie liet hij zich nog even teruglokken naar het bedrijfsleven, maar toen Drechtwerk hem vroeg directeur te worden, aarzelde hij niet.

Veel goodwill vergaarde Drechtwerk in 2008, toen het bedrijf als kersvers FHI-lid kon bijspringen nadat op Het Instrument was gebleken dat de toenmalige gadget onverwacht veel rework vereiste. Drenth richtte ter plaatse een rework-station in met zijn mensen. Het was het begin van een langdurige inspanning om als sociale werkplaats, een semi-overheidsinstelling, voor vol te worden aangezien. "Toen ik na de ballotage eindelijk binnen was bij de FHI, voelde ik me nog steeds een buitenbeentje", bekent Drenth. "Dus begon ik mensen uit te nodigen om bij ons te komen kijken, om te laten zien dat we niet onderdoen voor andere bedrijven. We kunnen hetzelfde, en we doen hetzelfde. Gelukkig hebben we het beeld aardig weten bij te stellen."

Werken naar vermogen

Een nieuwe bedreiging bleek de Wet Werken naar Vermogen. Juist in de eindfase van de totstandkoming van deze wet gooide de overheid de handdoek in de ring, maar Drenth verwacht dat de werking ervan straks gewoon doorzet. Van overheidswege is het streven om te voorkomen dat mensen met een sw-indicatie blijvend uit beeld raken achter de muren van een sociale werkplaats. De bedoeling is om zoveel mogelijk van hen terug te leiden naar het reguliere bedrijfsleven.

"De overheid is daar een stuk positiever dan ik", legt Drenth uit. "Van de 90 000 werknemers met een sw-indicatie in Nederland zouden er uiteindelijk weer 60 000 naar het bedrijfsleven kunnen. Daarop vooruitlopend zag ik werknemers bij ons vertrekken. En dat waren juist de besten. In de elektronicaproductie heb je kwalitatief goed opgeleide mensen nodig. Wij doen er jaren over om iemand op dat niveau te brengen. En juist zo iemand wordt dan elders gedetacheerd, waarna ik opnieuw kan beginnen. Onze kwaliteit zou gevaar gaan lopen als we niet iets bedachten."

"Daarop hebben we ons de vraag gesteld: wat als we een deel van Drechtwerk zouden privatiseren? Zou dat levensvatbaar zijn? In eerste instantie zou dat dan een bedrijf worden met reguliere medewerkers, aangevuld met door Drechtwerk gedetacheerd personeel. Van alle afdelingen binnen Drechtwerk bleken er twee geschikt voor privatisering: de elektronicaproductie en de assemblage-afdeling waar de Quooker kokendwaterkraan wordt gemaakt. Dat was een harde conclusie, want het betekende dat er van de 270 werknemers niet meer dan 50 door konden naar het nieuwe bedrijf AssemblyPartner. Ik kende al die mensen al tien jaar", zucht Drenth. "En ik was degene die ze moest vertellen wie er mee kon en wie niet."

Zelfde uitdagingen en bedreigingen

Met ingang van 1 januari 2013 is AssemblyPartner een zelfstandige BV, waarvan de aandelen vooralsnog in handen zijn van Drechtwerk. Uiteraard blijven er over en weer duidelijke lijnen lopen: zo wordt het pand gehuurd van Drechtwerk en is de loonadministratie daar ondergebracht – zaken die zijn geregeld in service-overeenkomsten. En Drechtwerk detacheert mensen bij AssemblyPartner. "Denk niet dat we ergens worden bevoordeeld", waarschuwt Drenth. "Als AssemblyPartner ontvangen we geen speciale subsidies en hebben we te maken met dezelfde uitdagingen en bedreigingen als elk ander regulier bedrijf. En per 1 januari vallen we allemaal onder de kleinmetaal en raken we dus onze status als ambtenaar kwijt. Je begrijpt dat er ons heel wat aan gelegen is om dit te laten slagen."

"De grote uitdaging is natuurlijk om de buitenwereld te laten zien dat we hier geen sw-instelling meer draaien – met zo’n imago van een werkplaats waar de lage prijs doorslaggevend is en de kwaliteit er net mee door kan. Als regulier bedrijf zullen we een marktconform tarief hanteren en mag je goede kwaliteit verwachten. Hopelijk zet ook de gadget ons beter op de kaart. Dat was voor ons tenminste wel de overweging om in te stappen. Dat is ook geen project om te onderschatten. Die machine staat toch maar even anderhalve week te rammelen en zelf heb ik er ook al wel twee weken inzitten. Ook de werkvoorbereider was er een paar dagen mee kwijt. Dat is serieus geld. Daar krijgen wij natuurlijk onze contactmomenten voor. Het is voor ons de gelegenheid om onze naam te promoten."

Tweeduizend gadgets

In de aanloop naar Het Instrument werd uit drie gadget-voorstellen gekozen voor het ontwerp van Ton Wennen (Ymif Engineering). Drenth: "Wij kennen Ton, we produceren voor hem. En hij had al gezegd dat wij aan de slag moesten als zijn ontwerp werd gekozen. Dus toen FHI groen licht gaf, waren we daar heel blij mee, er bleek toch maar vertrouwen uit dat wij dit product konden maken. Daarop hebben wij zes proto’s gemaakt waarmee ik naar Ton ben gegaan. Ze werkten alle zes. Natuurlijk had ik vooraf overleg gehad over de productie, samen hebben we gekeken wat er nodig was om de gadget makkelijk te kunnen maken. Die input kon ik makkelijk inpassen omdat de lijnen kort waren. Voorheen moest er via FHI een heel team aan te pas komen voor de levering van componenten en kennis. Maar in dit geval was veel al uitgekristalliseerd – die fase konden we overslaan. En bedenk dat Ton zelf ook produceert, over de manier van produceren was dus al goed nagedacht. We hebben niets hoeven veranderen om de productie te vergemakkelijken. En het enige handwerk is de montage van de batterijhouder."

"We hebben er tweeduizend gemaakt, die we tot nog toe alleen steekproefsgewijs konden testen. Romex ontwikkelt momenteel een pennenbedtester. Omdat het uiteindelijk gaat om de contactmomenten op de beurs, werkt de gadget nog niet als hij wordt uitgedeeld. Je moet eerst langs een aantal stands om software en batterijen te halen. Om te kunnen testen moet die software er natuurlijk toch eerst in. Dan wordt er getest, en aan het eind wordt de software weer verwijderd. De bedoeling is dat die pennenbedtester dat achterelkaar afhandelt."

"De gadget trekt zelfs internationaal aandacht", besluit Drenth. Aan de hand van het FHI-persbestand mailde hij tweehonderd belangrijke contacten in binnen- en buitenland. Met de respons is hij bijzonder gelukkig. "Ik ben zelfs geïnterviewd door het Engelstalige CBS. Ze wijden enkele pagina’s aan de gadget en aan ons."

André Weigand

AssemblyPartner heeft een filmpje gemaakt waarop de productie van de gadget is te zien.

Het Instrument stand 1B028