Hoe aardbevingen precies ontstaan, is een van de grote raadselen in de geowetenschap. Utrechtse wetenschappers hebben nu echter een belangrijk deel van de puzzel gelegd. Uit hun onderzoek blijkt dat natuurlijke aardbevingen kunnen ontstaan door verschuivingen tussen korrels op de microschaal.
De aardkorst bestaat ruwweg uit twee delen: een plastisch vervormbaar diep deel en een bros ondiep deel. De zwaarste natuurlijke aardbevingen ontstaan vaak op een diepte die word erkend als de overgang van plastisch vervormbaar naar bros brekend gesteente. De onderzoekers voerden met unieke apparatuur experimenten uit waarmee de condities en het gedrag van breuken in die overgangszone gereproduceerd kunnen worden. Wat bleek: verschuivingen tussen korrels op de schaal van een micrometer kan via een soort geologisch sneeuwbaleffect leiden tot een aardbeving.
Snelheid is het probleem
"Het hoeft niet perse een probleem te zijn als twee gesteentemassa’s in de aardkorst langs elkaar heen bewegen", zegt aardwetenschapper en hoofdauteur Bart Verberne van het Hoge Druk- en Temperatuurlaboratorium van de Universiteit Utrecht. "Zolang korrels in het breukgesteente de verplaatsing kunnen accommoderen, en de tijd krijgen om te vervormen, is er weinig aan de hand. Maar als het te snel schuift, dan moeten de korrels over elkaar heen bewegen. Dit leidt tot openingen tussen de korrels, die uiteindelijk kunnen leiden tot een aardbeving."