Instroom studenten natuur- en scheikunde stijgt in zeven jaar met 62 procent

Vanaf 2011 tot 2016 stelde het ministerie van OCW jaarlijks 20 miljoen euro beschikbaar om de natuur- en scheikunde in Nederland op een hoger niveau te brengen. De Commissie Breimer zag toe op de implementatie van het voor dit doel ontwikkelde Sectorplan natuur- en scheikunde. Op 19 mei overhandigde de Commissie haar eindrapportage ‘Een succesvolle stap’ aan minister Bussemaker. De belangrijkste conclusie is dat structurele financiering nodig is om de bereikte resultaten niet verloren te laten gaan. Op basis van de eindrapportage kondigde de minister aan de tijdelijke jaarlijkse investering van 20 miljoen euro met ingang van komend begrotingsjaar structureel op te gaan nemen in de begroting.

Alle tussen 2011 en 2016 voor het Sectorplan beschikbare financiële middelen kwamen ten goede van de universiteiten, waarvan 14 miljoen euro (70 procent) direct en 6 miljoen euro (30 procent) via de tweede geldstroom (NWO-CW en FOM). Van de eerste geldstroom is 12 miljoen euro gebruikt voor verbetering van de universitaire infrastructuur, zoals het aantrekken van nieuwe wetenschappelijke staf. De universiteiten hebben 2 miljoen euro ingezet voor nationale outreachactiviteiten en voor versterking van het onderwijs. De 6 miljoen euro van de tweede geldstroom werd op basis van projectaanvragen in competitie verdeeld; daaruit zijn promotieplaatsen en wetenschappelijke apparatuur bekostigd. Alle middelen zijn ingezet op vooraf vastgestelde zwaartepunten. De balans chemie/fysica is 50/50.

De resultaten

  • Tussen 2008 en 2015 steeg de studenteninstroom in de universitaire opleidingen natuur- en scheikunde van 1514 naar 2448. Het aantal vrouwen nam met 86 procent toe: van 409 naar 761. Bij bijna alle Sectorplan BSc-opleidingen stromen nu elk studiejaar meer dan 100 nieuwe studenten in.
  • Ook steeg het BSc-rendement spectaculair: het rendement van het in 2005 gestarte cohort studenten was slechts 44 procent, terwijl het cohort 2011 een rendement van 63 procent heeft. De jaarlijkse Bsc-uitstroom is met 643 voor de chemie en 660 voor de natuurkunde ruim boven het gestelde doel van 500 per discipline gekomen. De instroom van de masteropleidingen is zelfs meer dan verdubbeld: van 838 in 2007 tot 1816 studenten in 2015.
  • Via de Sectorplan-middelen kwamen 97 nieuwe (top)posities aan universiteiten tot stand. Daarvan zijn 18 tenure track posities speciaal ingesteld voor vrouwen. In totaal zijn 32 van de 97 posities bezet door vrouwen.
  • Het masteronderwijs is succesvol gekoppeld aan de onderzoekzwaartepunten, die per universiteit zijn vastgesteld. Het Bètadecanenoverleg heeft een nationale matrix tot stand gebracht, die nu ingezet moet worden voor de werving van MSc-studenten in binnen- en buitenland.

Een Raad voor de natuur- en scheikunde

Om deze positieve ontwikkelingen een permanent karakter te geven en hierop voort te bouwen, zijn nieuwe, nationaal gecoördineerde inspanningen nodig. De Commissie Breimer beveelt dan ook de instelling van een Raad voor de Nederlandse natuur- en scheikunde (RNNS) aan, die erop moet gaan toezien dat de Nederlandse inspanningen in de chemie en fysica weer in de buurt komen van wat internationaal gangbaar is. Minister Bussemaker moedigt de instelling van de Raad aan. Ze zegde toe de eindrapportage ‘Een succesvolle stap’, samen met de eerdere aanbevelingen in het rapport ‘Koersvast’, door te geleiden naar de Tweede Kamer, in het kader van de voortgangsrapportage over Nationaal Techniekpact 2020.

Koersvast

Het Kabinet verzocht de Commissie Breimer – in de Wetenschapsvisie 2025 – aanbevelingen te doen voor versterking van de bètadisciplines. Koersvast, op 29 januari jl. aangeboden aan minister Bussemaker, was de reactie op dit verzoek.