Eerste Nederlandse onderzoek naar virtuele misdaad

Virtuele computercriminaliteit is een nog grotendeels onontgonnen gebied. Slechts een handvol virtuele gedragingen valt onder het strafrecht, zoals het produceren, verspreiden en bezitten van virtuele kinderpornografie. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met de virtuele verkrachting van je avatar? Kun je hier eigenlijk aangifte voor doen bij de politie? UT- promovendus Litska Strikwerda onderzocht of virtuele activiteiten echte strafbare feiten zijn.

Wanneer je met google zoekt op de term ‘virtuele verkrachting’ dan komen er een aantal opmerkelijke resultaten naar voren. Zo beschrijft HP/deTijd een gehackte avatar die spelers tijdens het spel Grand Theft Auto 5 behoorlijk intimiderend lastig valt. In Japan zijn er games waarbij verkrachten het doel is en in de VS kreeg een virtuele verkrachtingszaak (die nooit voor de rechter kwam) veel aandacht in de media en in de juridische en filosofische literatuur. Het ging om de verkrachting van een avatar, het virtuele alter ego van een speler in een computerspel. Journalist Julian Dibbell publiceerde hier voor het eerst over in de New Yorkse krant ‘Village Voice’ in 1993. 

Nederland loopt voor op strafrechtelijke aanpak van virtuele computercriminaliteit

Nederland is het eerste land ter wereld waarin het stelen van virtuele eigendommen in een echte rechtbank is bestraft. In 2009 werd een aantal minderjarigen veroordeeld voor diefstal, omdat zij virtuele goederen gestolen hadden van medespelers in de virtuele werelden van de online computerspellen Habbo en RuneScape. Bij Habbo ging het om de diefstal van de met creditcard aangekochte virtuele meubeltjes voor in het hotel. Bij RuneScape werd een speler in de echte wereld op gewelddadige manier gedwongen zijn masker en zwaard af te staan uit zijn virtuele wereld. Ook het produceren, verspreiden en bezitten van virtuele kinderporno (dat zijn kinderpornografische afbeeldingen die helemaal met de computer worden gemaakt, er worden dus geen echte kinderen voor misbruikt) zijn in Nederland (en een aantal andere landen) strafbaar. Maar op het vlak van andere virtuele misdaden, zoals virtuele verkrachting, zijn juristen het nog niet met elkaar eens. 

Conclusie

Virtuele activiteiten kunnen volgens Strikwerda alleen onder het bereik van het strafrecht gebracht worden, indien ze een morele norm schenden in de niet-virtuele wereld, bijvoorbeeld omdat ze iemand echt schade berokkenen. De eerder besproken diefstal van virtuele meubels in de virtuele omgeving van het computerspel Habbo bijvoorbeeld, berokkende de slachtoffers niet-virtuele en dus realistische economische schade, omdat deze virtuele meubelstukken echte waarde vertegenwoordigden, de slachtoffers hadden er immers met euro’s voor betaald. In die zin was er dus geen verschil met diefstal van bijvoorbeeld een fiets. In het geval van virtuele verkrachting kunnen slachtoffers zich in de werkelijkheid emotioneel beschadigd voelen. Volgens Julian Dibbell rolde bij het slachtoffer van de virtuele verkrachting die hij beschrijft de tranen over haar wangen toen ze zag wat er op het computerscherm gebeurde.

Litska Strikwerda promoveerde op haar proefschrift: Virtual Real Crimes? A Legal-Philosophical Analysis of Virtual Cybercrime.. Het proefschrift is gratis digitaal opvraagbaar. Het onderzoek valt onder het instituut CTIT