De machine-industrie staat als economische groeiparel bekend vanwege een bovengemiddelde groei van 9,5 procent per jaar tussen 2013 en 2023. Die groei komt vrijwel volledig voor rekening van de chipmachinemakers, onder aanvoering van ASML. De traditionele machine-industrie staat daarentegen onder druk.

Dit is het vervolg op het artikel ASML zorgt voor bloei maar traditionele machinebouwers lijden onder ‘China’. De studie is gedaan door Edse Dantuma (Econoom Industry & Healthcare van ING )met medewerking van Gert Jan Braam (ING Sector Banking) en Mirjam Bani (ING Research)
Uitdagende marktomstandigheden door economische stagnatie…
Nederlandse machinebouwers bedienen in veel gevallen een internationale markt en zijn dan ook gevoelig voor de economische stagnatie in Europa en geopolitieke onrust. Zo’n 80% van de toegevoegde waarde verdient de machine-industrie in het buitenland. Maar de export staat onder druk. De afgelopen vijf jaar groeide de uitvoer van machines en vervoersmiddelen met 7,5% slechts licht trager dan de 10% groei van de totale goederenuitvoer. Het zijn echter vooral chipmachinemakers die sterk aan de groei hebben bijgedragen. Andere exportsegmenten bleven daarbij achter.
…dreiging van Amerikaanse invoerheffingen…
De VS is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden voor Nederlandse machinefabrikanten en is nu de tweede afzetmarkt na Duitsland. In 2024 had 8% van de machine-export de VS als bestemming. In 2022 was dit nog 6,5%. De groeiende verkopen van chipmachines aan de VS hebben hier een grote rol in gespeeld. Hoewel het voor de export positief is dat de Amerikaanse economie voorlopig fors groeit, kan een omvangrijk deel van de machine-export door Amerikaanse invoerheffingen worden geraakt wanneer de plannen voor 25% invoerheffing op alle Europese producten doorgaan.
…en toenemende concurrentie vanuit China
Niet alleen de langdurig stagnerende Europese economie en de handelsbelemmeringen zitten tegen, voor de langere termijn vormt vooral de concurrentie vanuit opkomende landen een bedreiging. Met name China zet stevig in op de export van machines. Waar het in het verleden nog vaak om minder goede kopieën ging, geven machinebouwers aan dat sommige Chinese machines tegenwoordig kwalitatief beter zijn dan Westerse machines. Daardoor valt de prijs-kwaliteitafweging van klanten vaker in het voordeel uit van goedkopere Chinese alternatieven. De Nederlandse en Europese import van machines is daardoor sterk toegenomen. Zo groeide de totale Nederlandse import uit China de afgelopen tien jaar met gemiddeld 7% per jaar, terwijl de jaarlijkse groei van uit China geïmporteerde gespecialiseerde machines (14%), energieopwekkingsmachines (11%), machines voor algemene toepassingen (10%) en metaalbewerkingsmachines (8%) in diezelfde periode duidelijk hoger uitviel.

Chinese machines de afgelopen jaren fors goedkoper geworden dan Europese
De eurozone als geheel blijkt de afgelopen jaren met name tegenover China fors terrein te hebben verloren als het om prijsconcurrentie gaat. Terwijl de nominale wisselkoers min of meer stabiel is gebleven, zijn de relatieve producentenprijzen in China gemiddeld zo’n 20% afgenomen en voor machines iets meer dan 15%. Dit is zichtbaar in de reële effectieve – oftewel exportgewogen – wisselkoers van de eurozone. Sinds 2021 komt de volledige stijging van die wisselkoers op het conto van China. Naarmate Chinese en Europese bedrijven meer concurreren op dezelfde exportmarkten, worden prijsverschillen steeds belangrijker. De prijsoncurrentie wordt intenser doordat China lagere loon-, energie- en grondstofkosten kent en substantiële overheidssubsidies toekent aan technologische maakbedrijven. De toegenomen binnenlandse prijsdruk als gevolg van overcapaciteit maakt exporteren voor Chinese bedrijven bovendien aantrekkelijker.
Een ondernemer in de machinebouw zegt; “China is in de machinebouw extreem snel opgekomen. Zij lopen in sommige segmenten inmiddels 2 à 3 jaar op ons voor met machines die de helft goedkoper zijn.”

Gestegen kosten door lonen, energie en regeldruk
Door inflatie en de – mede door de sterke groei van de technologische industrie – stevige strijd om schaars personeel, zijn de lonen in de Nederlandse machine-industrie sterk gestegen. Veel machinebouwers geven aan dat dit de groei in de weg zit en de internationale concurrentiepositie onder druk zet. Daar komt bij dat de energiekosten in Europa structureel hoger zijn vergeleken met het verleden en in Nederland hoger dan in omringende landen. Diverse onderzoeken wijzen op een verslechtering van het ondernemingsklimaat. Bovendien is de regeldruk, bijvoorbeeld op het vlak van verduurzaming (zoals, stikstofbeperkingen, CSRD, CSDDD), in Nederland en Europa relatief groot. Een recent door de Europese Commissie aangekondigd beleidspakket moet de administratieve belasting fors terugschroeven.
Personeelskrapte grootste bedrijfsmatige belemmering voor groei
Vergeleken met producenten in andere industriële subsectoren kampen bouwers, reparateurs en installateurs van machines bovengemiddeld vaak met productiebelemmeringen. Zij kennen relatief vaak beperkingen in productiemiddelen, zoals onderdelen en machinecapaciteit. Belangrijkste belemmering is echter de grote arbeidsmarktkrapte, vooral bij technische functies zoals ingenieurs, programmeurs en mbo-opgeleide vakmensen. De afgelopen tien jaar is het aantal in de machine-industrie werkzame personen met een derde gegroeid tot iets meer dan 100.000. Ondanks de sterke aanwas, behoort zij begin 2025 – net als de machine-reparateurs en -installateurs – tot de drie industrietakken met de grootste personeelskrapte. De grote personeelsvraag van chipmachinefabrikanten maakt het voor traditionele machinebouwers steeds moeilijker om geschikt personeel te vinden.

Hevige concurrentie en personeelsbelemmeringen niet alleen een last
De internationaal toenemende concurrentie van China in geavanceerde technologieën en de structurele arbeidsmarktkrapte zijn voor de machine-industrie niet alleen een last. Een toenemend aantal maakbedrijven ziet zich namelijk genoodzaakt om processen verregaand te automatiseren. Los van conjuncturele schommelingen stimuleert dit structureel de vraag naar machines.

Groei wel mogelijk door digitalisering, verduurzaming en hogere defensie-uitgaven
Ondanks de voor veel machinebouwers lastige marktomstandigheden zijn er wel degelijk eindmarkten die over meerdere jaren gezien groeien. Naast de halfgeleidermarkt, die profiteert van AI, digitalisering en elektrificatie, groeit bijvoorbeeld ook de defensie-industrie de komende jaren. De Nederlandse overheid verhoogt haar defensiebegroting geleidelijk met zo’n €3 miljard en voor heel Europa gaat het mogelijk over honderden miljarden extra. Machinebouwers die direct of indirect aan de defensie-industrie leveren hebben daar baat bij. Een toenemende vraag is ook te verwachten vanuit technologieproducenten die elektrische en elektronische apparatuur en onderdelen maken die bedrijven helpen digitaliseren en verduurzamen. Denk aan het elektrificeren van productieprocessen, bouwen van datacenters en uitbouwen van energie-infrastructuur. Tot slot blijft ook de internationale agrifoodmarkt een stabiele groeibranche voor verdere automatisering.
VS en Azië belangrijke geografische groeimarkten
China en de VS zijn de sterkst groeiende grotere exportlanden voor Nederlandse machines met gemiddeld respectievelijk 55% en 16% groei over 2023 en 2024. Daarbij betreft de export naar China voor meer dan een kwart chipmachines, terwijl dat aandeel voor de VS op nog geen 10% ligt. Europese markten die relatief fors zijn gegroeid zijn België, Denemarken, Zweden, Polen en Spanje. De gemiddelde groei van de machine-export naar die landen lag in 2023 en 2024 met zo’n 9% substantieel hoger dan de ruim 1% groei voor heel Europa. In 2025 en 2026 lijken de groeimogelijkheden ook vooral buiten Europa te liggen, met name in de VS en Azië. Waarbij de VS als afzetmarkt minder aantrekkelijk worden wanneer de aangekondigde algemene invoerheffingen van 25% op Europese producten doorgaan. De Amerikaanse en meeste Aziatische economieën groeien duidelijk harder dan die van de eurozone, waar onder de grotere economieën alleen Spanje een positieve afwijking van het gemiddelde laat zien. In Europa kennen verder vooral de Oost-Europese landen betere economische vooruitzichten. Opvallend is de negatieve uitschieter Duitsland. Nederlands belangrijkste handelspartner was in 2024 nog goed voor ruim 16% van de machine-export, maar voerde de afgelopen twee jaar gemiddeld 2% minder Nederlandse machines in.

Lees via deze link het vervolg: De weg vooruit voor de traditionele machinebouw