Valkuilen en beleidsopties van biobrandstoffen, commoditymarkten en wereldwijde duurzaamheid

Op 16 maart presenteert Ayla Uslu, coördinator van het ELOBIO-project, de belangrijkste conclusies van het project dat wordt uitgevoerd in het kader van het Intelligent Energy Europe programma.

Dit zijn enkele van de belangrijkste bevindingen:

  • Er zullen problemen ontstaan als biobrandstoffen snel worden ingezet zonder zorgvuldige aanvullende maatregelen. Wereldwijde doelstellingen voor biobrandstoffen in 2020 kunnen de prijs van gewassen opdrijven en leiden tot veranderingen in landgebruik die broeikasgasbesparingen beperken.
  • Er zijn mogelijkheden om deze negatieve effecten teniet te doen: een toename in landbouwproductiviteit kan extra stimulans geven aan de ontwikkeling van biobrandstoffen. Tweede generatie biobrandstoffen die gemaakt worden van reststoffen en energiegewassen die geteelt zijn op marginale gronden kunnen bijdragen aan het opheffen van de risico’s en negatieve invloeden van de huidige biomassaketens.
  • De introductie van deze biobrandstoffen vereist aanzienlijke steun op verschillende beleidsniveaus.

Risico’s beperken

De implementatie van ambitieuze wereldwijde doelstellingen voor biobrandstoffen voor 2020 op basis van eerste generatie technologieën kan de internationale landbouwgrondstoffenprijzen aanzienlijk opdrijven, ondanks het temperende effect van de bijproducten die diervoeders vervangen. Bovendien kan verandering in landgebruik voor de productie van biobrandstoffen direct en indirect leiden tot minder gunstige broeikasgasemissiereducties en deze zelfs omzetten in netto toename van emissies.

Er zijn echter maatregelen mogelijk die deze risico’s en negatieve invloeden beperken. Beleidsmaatregelen die een hogere landbouwproductiviteit stimuleren kunnen het aanbod verhogen en toekomstige vraag naar land voor voedsel, veevoer en brandstoffen verminderen. Toename van duurzame opbrengsten in regio’s zoals de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zal de regionale voedselzekerheid verbeteren en land vrijmaken voor de ontwikkeling van biobrandstoffen.

Demonstratiefase

Tweede generatie biobrandstoffen die gemaakt worden van reststoffen en gewassen die geteeld worden op marginale gronden concurreren niet met voedselgewassen en ze zullen naar verwachting een substantiële bijdrage leveren aan het terugdringen van broeikasgasemissies. Deze technologieën bevinden zich echter nog in de demonstratiefase. Om ze naar de markt te kunnen brengen zijn beleidsmaatregelen nodig die rekening houden met hun risicoprofielen en een gunstig en stabiel investeringsklimaat creëren. Hoge subsidies op investeringen kunnen bijvoorbeeld barrières bij het overgaan tot investeringen opheffen.

Naast de houtverwerkende industrie zal ook de energiesector lignocellulose grondstoffen nodig hebben voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en warmte. Strategieën en beleid die zich richten op het combineren van biobrandstoffen en warmte kunnen efficiënt gebruik van bronnen echter mogelijk maken. Daarnaast kan koppeling van tweede generatie biobrandstoffen aan stadsverwarmingssystemen de kostenconcurrentiepositie van tweede generatie technologieën verbeteren. Andere belangrijke strategieën zijn verbetering van duurzame levering van houtgrondstoffen en het voorkomen van beperkingen op de export van duurzame houtbronnen naar de EU.

Het Elobio-project heeft een looptijd van twee jaar en wordt gecoördineerd door het Energieonderzoek Centrum Nederland ECN en uitgevoerd door een consortium van zeven Europese instituten met verschillende disciplinaire achtergronden. Het team zal op 16 maart de definitieve resultaten presenteren op het World Biofuels Markets congres in Amsterdam.