Mensen geven voorkeur aan robots die er anders uitzien dan zijzelf (video)

Robots en kunstmatige intelligentie (AI) spreken tot de verbeelding van het grote publiek. Een onderzoek in elf landen naar de houding die mensen aannemen ten opzichte van deze technologieën heeft aangetoond dat zij zich niet op hun gemak voelen met robots die er als mensen uitzien en menselijk gedrag vertonen.

Een studie van het Sienna-project van de EU (Stakeholder-informed ethics for new technologies with high socio-economic and human rights impact) toont aan dat mensen ervan uitgaan dat hun leven en de maatschappij zullen veranderen naarmate kunstmatige intelligentie en robotica steeds meer toepassing vinden. Ook verwachten zij dat de mate van ongelijkheid in de samenleving zal toenemen als gevolg hiervan.

Wij raken gewend aan de interactie met intelligente machines. Wij halen robotstofzuigers onze huiskamers binnen en vragen Siri, Alexa of Google ons te helpen met de navigatie als wij met de auto onderweg zijn. Robothonden, zoals de Sony Aibo, worden ingezet bij de zorg voor dementiepatiënten. Deze ontwikkelingen zijn nu al zichtbaar. De samenleving vertrouwt steeds meer op deze technologieën. Vrijwel dagelijks maken wij gebruik van slimme apparaten en intelligente software.

Er is nu onderzoek gedaan onder 11.000 volwassenen uit Duitsland, Griekenland, Nederland, Polen, Spanje, Zweden, Brazilië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en de Verenigde Staten over hun houding ten opzichte van deze nieuwe technologieën. In alle landen waar we het onderzoek hebben uitgevoerd, verwachten de ondervraagden een snelle ontwikkeling van intelligente apparaten die moet leiden tot kunstmatig begrip en communicatie op menselijk niveau. Hun verwachting is dat dit de samenleving zal veranderen.

Minder greep op leven

Uit het onderzoek is gebleken dat 80% van de ondervraagden van mening was dat AI en snelle ontwikkelingen bij robots in de komende 20 jaar hun land sterk zullen veranderen. Minder dan de helft (46%) was positief gestemd over de impact die deze apparaten op hun land kunnen hebben, een derde (30%) was zelfs negatief gestemd. De Nederlanders en Zuid-Koreanen hebben blijk gegeven van de meest positieve houding (respectievelijk 61% en 55%), terwijl de Fransen het minst positief waren (31%). Meer dan de helft van de ondervraagden (55%) was van mening dat zij door deze technologieën minder greep zouden hebben over hun eigen leven, slechts 13% dacht dat zij meer greep zouden hebben.

Met betrekking tot robotica heeft meer dan de helft van de ondervraagden (52%) aangegeven dat zij niet wilden dat robots op hun werkplek of in de publieke ruimte eruitzien en zich gedragen als mensen. Minder dan een derde (29%) verklaarde dat zij er geen probleem mee zouden hebben als robots er als mensen uitzien en zich zo gedragen. De Zuid-Koreanen gaven blijk van de grootste mate van acceptatie (52%), de Fransen daarentegen opnieuw van de minste mate (17%). Opvallender was dat 72% van de mensen in alle 11 landen waar het onderzoek werd uitgevoerd, verklaarden dat zij afwijzend stonden tegenover het idee van een robot als romantische partner. Zes van de tien deelnemers verklaarden dat zij het idee van robots als romantische partners absoluut van de hand wezen. In geen van de landen vond meer dan een derde van de deelnemers dit idee acceptabel.

"De meeste mensen staan open voor robots en kunstmatige intelligentie, maar zij staan afwijzend tegenover robots met menselijke trekken. Wij weten dat de interactie met machines enorme voordelen kan bieden. Maar door de toenemende afhankelijkheid van technologie kunnen wij ook een deel van onze autonomie kwijtraken. Tenzij iedereen in gelijke mate toegang heeft tot technologie, lopen wij het risico een samenleving op te bouwen waarin ongelijkheid heerst", zegt projectcoördinator Philip Brey van de UT.

Volgens Brey hebben de uitkomsten van het onderzoek duidelijk aangetoond dat mensen van mening zijn dat een grotere mate van ongelijkheid één van de gevaren is bij deze verandering van de samenleving met als gevolg dat de individuele autonomie in gevaar komt. "De gegevens van deze onderzoeken zijn een momentopname van wat mensen weten over technologie en hoe zij de voordelen en gevaren zien." 

Huibregtsenprijs voor onderzoek rond robotkleinkind Alice

Eerder deze maand kregen VU-onderzoekers Johan Hoorn en Elly Konijn de Huibregtsenprijs voor hun onderzoeksproject ‘Alice’: een elektromechanisch kleinkind dat eenzaamheid verdrijft. Het robotmeisje vereist een vorm van interactie waarbij het AI-systeem gevoel voor de gebruiker ten toon kan spreiden en de gebruiker een emotionele band aangaat met de robot. En dat alles zonder dat de robot onbedoeld in de ‘uncanny valley’ belandt, het gebied waar mensen beginnen te griezelen van de machine wegens een te grote levensechtheid. Deze bijzondere eigenschap van ‘Alice’ werd ook door de jury van de Huibregtsenprijs geprezen. "Dit wetenschappelijke én maatschappelijke project berust op een indrukwekkende combinatie van disciplinaire expertise. ‘Alice’ roept diepe vragen op over mogelijke relaties tussen mens en machine, maar ook over empathie en moreel redeneren."