Bij een bedrijfsongeval waarbij een werknemer in een liftput bekneld raakte en omkwam, is de werkgever vrijgesproken. ‘Gelet op de beschikbare veiligheidsvoorzieningen en de genomen veiligheidsmaatregelen, was het voor de werkgever niet voorzienbaar dat het ongeval plaats zou vinden’, aldus de rechtbank.
Op 18 mei 2022 was een werknemer bezig met werkzaamheden aan een lift op een luxe jacht. Hij was daar werkzaam in dienst van de werknemer.
Tijdens de werkzaamheden is het slachtoffer op enig moment de liftput ingegaan. Op het moment dat hij in de liftput was, is de lift in beweging gekomen. De lift is naar de onderste stopplaats gereden en de werknemer is bekneld geraakt en om het leven gekomen.
Veiligheidsvoorzieningen
De rechtbank stelt vast dat de lift waaraan slachtoffer aan het werken was over verschillende veiligheidsvoorzieningen beschikte om veilig te kunnen werken in de liftput. Een aantal veiligheidsvoorzieningen waren bewust en met medeweten van slachtoffer ‘overbrugd’. Er waren daarnaast nog een aantal veiligheidsvoorzieningen aanwezig. Het ongeval had niet kunnen plaatsvinden wanneer volgens het vaste protocol gebruik was gemaakt van de niet-overbrugde en nog wel aanwezige veiligheidsvoorzieningen. De rechtbank noemt als voorbeeld het gebruiken van de inspectiebesturing, waardoor de lift alleen door bediening van de inspectiebesturing in beweging had kunnen komen. Daarnaast bestond de mogelijkheid om voor het betreden van de liftput de noodstop in te drukken of het blokkeren van de openstaande liftdeuren, zodat deze open bleven staan. Op deze manier had de lift ook niet kunnen gaan rijden. Het is onduidelijk gebleven wat heeft gemaakt dat slachtoffer geen gebruik heeft gemaakt van deze veiligheidsvoorzieningen.
Toolboxmeetings
De rechtbank stelt verder vast dat niet is gebleken dat de risico’s van het werken in een liftput door de werkgever niet is onderkend. Bij het bedrijf werden met het oog op veilig werken regelmatig – vier maal per jaar – zogenaamde toolboxmeetings gehouden, waarbij ook over beknellingsgevaar is gesproken en welke maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen. Ook werden er periodieke controles gehouden. Daarnaast worden liftmonteurs binnen het bedrijf opgeleid door ervaren senior monteurs. De werkgever heeft gemotiveerd uiteengezet dat de gevaren rondom het werken in een liftput en in het bijzonder het gevaar dat zich in deze zaak heeft verwezenlijkt, dagelijks aan bod komen. De verschillende veiligheidsmaatregelen die rondom de liftput zijn te treffen, zijn voor de werkzaamheden onmisbaar en vormen een essentieel onderdeel van het opleidingstraject en de onderlinge kennisdeling. Het slachtoffer was bovendien al vier jaar werkzaam als monteur en werd gezien als een leergierig en kundig monteur.
RI&E
De risico’s van het werken in een liftput ten tijde van het ongeval niet waren opgenomen in een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Dit enkele feit maakt echter, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, niet dat sprake is geweest van een risico dat ten tijde van het ongeval onvoldoende door de werkgever is onderkend. Zoals hiervoor overwogen, waren de in deze zaak verwezenlijkte risico’s bij verdachte en haar medewerkers goed bekend. Het enkele feit dat dit risico ten tijde van het ongeval niet in de RI&E was opgenomen, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet tot gevolg gehad dat er levensgevaar of er ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te duchten was.
Het Openbaar Ministerie stelt dat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan een lift waaraan risico’s zijn verbonden, zoals het werken in een liftput, altijd twee personen aanwezig zouden moeten zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat van de werkgever niet kan worden gevergd dat bij dergelijke werkzaamheden altijd twee personen aanwezig zijn en/of toezicht wordt gehouden.
Vrijspraak
De rechtbank concludeert dat het, gelet op de beschikbare veiligheidsvoorzieningen en de genomen veiligheidsmaatregelen, voor de werkgever niet voorzienbaar was dat het ongeval plaats zou vinden. Dat betekent dat de werkgever naar het oordeel van de rechtbank geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.