“Tekort aan ingenieurs is een bedreiging voor duurzame wereld”

Recent riep de Deense minister van Onderwijs op tot het toelaten van meer internationale studenten; en dat slechts twee jaar nadat de Deense overheid het aantal Engelstalige opleidingen juist drastisch had ingeperkt. Deze ommezwaai komt voort uit grote tekorten op de arbeidsmarkt waarmee Denemarken nu wordt geconfronteerd en die het land miljarden euro’s kosten, aldus de Deense Kamer van Koophandel. Hierop schreven vijf hoofden van Nederlandse universiteiten het volgende opiniestuk:

Tags:
Culturele brunch bij de UT. Foto: Jelle Maas

Dit opinieartikel werd geschreven door Tim van de Hagen (rector magnificus TU Delft), Robert-Jan Smits (voorzitter TU Eindhoven), Vinod Subramaniam (voorzitter Universiteit Twente), Sjoukje Heimovaara (voorzitter universiteit Wageningen) en Jacquelien Scherpen (rector magnificus Rijksuniversiteit Groningen) en verscheen maandag als eerste in De Volkskrant.

‘Als voorzitters/rectoren van de technische universiteiten en de Rijksuniversiteit Groningen hebben we oog voor problemen die de internationale instroom op sommige plekken oplevert. Tegelijk maken we ons grote zorgen dat Nederland dezelfde fout maakt als Denemarken, door de internationale instroom over de gehele linie drastisch in te perken zonder oog te hebben voor de tekortsectoren. Dat kan Nederland zich niet veroorloven.

We hebben alle technische talenten nodig, zowel uit Nederland als van daarbuiten, en van mbo tot hbo en wo. In dat licht maken wij ons ook grote zorgen over forse bezuinigingen op onderwijs en wetenschap, zoals voorgesteld door veel politieke partijen.

Nederland staat voor grote maatschappelijke transities in de zorg, energieproductie, voedselvoorziening, klimaat, digitalisering, veiligheid en huisvesting. Om deze transities te realiseren is kennis nodig vanuit bèta-technische, sociale, medische en geesteswetenschappen.

Ingenieurs spelen daarin een beslissende rol omdat zij technologieën ontwikkelen die onmisbaar zijn voor succesvolle transities, net als de samenwerking met anderen om deze technologieën te laten landen in de maatschappij. We leiden in Nederland echter veel te weinig technici op, ook in vergelijking met de ons omringende landen. Van de 37 Oeso-landen staat Nederland 27ste met het percentage afgestudeerde masters in de techniek (8,7 procent). Dat moet anders.

Als universiteiten met opleidingen in het techniekdomein willen we hierin graag onze verantwoordelijkheid nemen en meer ingenieurs opleiden. Dat is een grote uitdaging omdat er ook tekorten zijn in andere sectoren (zorg, onderwijs), maar hard nodig, om – samen met alle anderen – de transities te kunnen realiseren.

Daling

De natuurlijke aanwas van Nederlandse studenten daalt al jaren, omdat Nederlandse scholieren steeds minder vaak kiezen voor een bètatechnisch profiel en daarbinnen steeds minder vaak voor een technische vervolgopleiding. Het is noodzakelijk dit tij te keren door bij kinderen al op jonge leeftijd de interesse voor techniek aan te wakkeren en bètatechnisch onderwijs een sterker onderdeel te laten zijn van het primair en voortgezet onderwijs.

Bovendien moeten we scholieren in het voortgezet onderwijs meer dan nu stimuleren een technische vervolgopleiding te kiezen, bijvoorbeeld door bètavakken aantrekkelijker te maken en te laten zien dat je als ingenieur een belangrijke bijdrage kunt leveren aan de maatschappij. Andere landen laten zien dat dit mogelijk is. In buurland Duitsland bijvoorbeeld, ligt het percentage MSc-afgestudeerden in de techniek twee keer zo hoog als in Nederland (19,1 procent).

De demografie van Nederland en de tekorten in meerdere sectoren betekenen dat de tekorten in techniek niet opgelost kunnen worden met Nederlandse studenten en ingenieurs alleen. Internationale instroom van studenten blijft absoluut onmisbaar, ook in bacheloropleidingen. Cijfers laten zien dat binnen de techniek relatief veel internationale studenten na hun studie in Nederland blijven werken.

Deze internationale talenten zijn onmisbaar en Nederland kan het zich dus niet veroorloven om technische bacheloropleidingen weer volledig of grotendeels Nederlandstalig te maken, zoals bepleit door sommige politieke partijen. De oproep van de Deense minister laat zien dat we onszelf hiermee in de voet zouden schieten.

Twijfel

Nederland stond altijd bekend om zijn open, internationaal georiënteerde houding, belangrijk voor het aantrekken van talent dat we zo hard nodig hebben. Wij merken dat alleen al de discussie over het beperken van het Engels in het wetenschappelijk onderwijs leidt tot twijfel bij internationaal talent om naar Nederland te komen, en dat internationale studenten en wetenschappers in Nederland zich afvragen of ze niet beter elders een baan kunnen gaan zoeken. Zo doen we in korte tijd onze goede reputatie als aantrekkelijke plek voor internationaal talent teniet, waarna we decennia nodig hebben om dat weer op te bouwen. Dat kan Nederland zich niet veroorloven.

Uit literatuur is bekend dat investeren in onderwijs en wetenschap loont. Ook een studie uit 2022 in opdracht van 4TU (een samenwerkingsverband van de vier Nederlandse technische universiteiten) liet zien dat elke euro aan overheidsinvestering in technische universiteiten 9 euro aan bruto toegevoegde waarde in de Nederlandse economie oplevert.

In de modellen die het CPB gebruikt om verkiezingsprogramma’s door te rekenen, worden investeringen in de wetenschap echter alleen als kosten meegenomen en worden de baten achterwege gelaten. Hierdoor lijken bezuinigen op onderwijs en wetenschap, zoals voorgesteld door veel partijen misschien een logische keuze, maar zal dit de samenleving uiteindelijk miljarden kosten. Ook dat kan Nederland zich niet veroorloven.’

Tags: