
‘Bedrijven kampen vaker met schade door slechte kwaliteit stroom’, zo kopte het Financieele Dagblad op 18 november een artikel over de impact van de achteruithollende kwaliteit van onze elektriciteitsnetten. Hoe dat in elkaar zit weten wij natuurlijk al een tijdje, niet in de laatste plaats vanwege het door René Bos (T&M consultant bij T.T.M.S.) geschreven artikel ‘Analyseren van netvervuiling is een must voor de ontwerper’, dat afgelopen mei in Elektro-Data verscheen.
Waar René de problematiek vanuit de ontwerper aanvloog (gebruik gridemulatie instrumenten om de invloed van je ontwerp op het net en andersom van netvervuiling op je ontwerp te bepalen), kijkt het FD naar de impact ervan op de gebruikers van apparaten, met name de bedrijven. Dat levert een aantal interessante inzichten op, die de boodschap van René verder versterken.
Eye-opener voor mij is dat we eigenlijk helemaal niet weten hoe groot de schade van de afnemende kwaliteit van onze stroomvoorziening is. Het FD brengt een Europees onderzoek uit 2007 (!) naar voren dat becijferde dat bedrijven in de EU jaarlijks een schade van € 150 miljard ondervinden door apparatuur die voortijdig het leven laat, storingen in installaties, enzovoorts. Je hoeft niet bij het CPB te werken om te extrapoleren dat dit bedrag door de toename van alleen al de zonne- en windenergie-installaties flink over de kop zal zijn gegaan.
Waar het inschatten van de omvang van de schade al behoorlijk natte-vinger-werk is, is het leggen van de vinger op de zere plek qua oorzaak en gevolg nog een stuk lastiger. Dat heeft alles te maken met het gegeven dat we (nog) niet fijnmazig genoeg meten. Power Quality goeroe Sjef Cobben vertelt in datzelfde FD-artikel dat de verslechtering in het net niet direct zichtbaar is in de landelijke metingen bij netbeheerders, maar zich wel uit op lokaal niveau. En dat levert vooral vage verdachtmakingen op. Een apparaat gaat ‘eerder’ stuk. Hoeveel eerder? En wat is daar dan de reden voor? Vragen die je kunt beantwoorden door alles wat los en vast zit continu te meten.
Nu is er wel al een en ander vastgelegd in normen, vooral wat betreft het bijdragen aan de netvervuiling, maar het zal geen kwaad kunnen om een keurmerk te ontwikkelen hoe goed een product bestand is tegen een gemankeerde sinus. En dan niet alleen voor industriële apparatuur, maar ook voor consumentenproducten. Want ik voel mij als consument toch wel een beetje van de regen in de drup geraakt: aan de ene kant bespaar ik energie door te investeren in zonnepanelen op het schuurdak, maar tegelijkertijd heeft mijn (energiezuinige!) vriezer, waar door het raam van de bijkeuken zijn stroommartelaren op neerkijken, misschien wel een kortere levensduur…
Richard Bezemer, hoofdredacteur Elektro Data