
In de krant las ik een een artikel over de zorgwekkende werkloosheid onder jongeren en mogelijke oplossingen, bijvoorbeeld door een VUT-regeling. “Geen schijn van kans”, zei een hooggeleerde econoom desgevraagd, “want als bij een onderneming een oudere techneut vertrekt, wordt die heus niet vervangen. Dat vangen ze wel op binnen de organisatie.”
Van zo’n opmerking gaan bij mij direct een paar nekharen overeind staan. De techneut – een slechter voorbeeld kun je niet bedenken. Het getuigt niet alleen van een stevige onderschatting van ‘de techneut’ maar ook van minachting van zijn leidinggevende, de ondernemer. Want hoe stelt die econoom zich dat voor? ”Die ouwe sukkels zijn niet meer vooruit te branden en ze zijn zo weinig productief dat we ze makkelijk kunnen missen’. Kan die ondernemer zijn borst nog nat maken als we straks met zijn allen tot onze zeventigste verjaardag moeten werken…
Of zou, volgens de econoom althans, de redenering zijn: "De kennis van die senior-techneuten is zo antiek en achterhaald, daar hebben wij als bedrijf niets meer aan. Dus hij zat hier toch nog maar voor spek-en-bonen." Dat mag die ondernemer zich dan vooral zelf aanwrijven, want hij is er toch als eerste voor verantwoordelijk dat de kennis van zijn medewerkers altijd op peil blijft – dat ze zijn voorbereid op de toekomst.
Ach, het zijn maar hypothetische redeneringen, want zo denkt volgens mij de meest cynische ondernemer in de techniek nog niet eens. Die weet immers dat innovatie zijn garantie voor de toekomst is en dat technici onontbeerlijk zijn voor innovatie. Dat hij bijzonder zorgvuldig moet omgaan met de in zijn bedrijf opgebouwde kennis en kunde. Dat senior-technici voor zijn bedrijf niet minder waard zijn dan de junioren – in tegendeel, oudere medewerkers zijn loyaler, hebben hart voor de zaak en nemen op basis van hun ervaring sneller genuanceerde beslissingen. En dat er uiteraard ook altijd vers bloed nodig is, gretige en ambitieuze jongeren die popelen om met veel elan hun opgedane kennis om te zetten in concrete en vernieuwende producten en diensten.
Want het zal toch niet zo zijn dat al die branche-organisaties in de technologie ons onnodig bang maken, met hun verwachte tekort van 170 000 technici? Dat we dat eigenlijk gemakkelijk zouden kunnen opvangen ‘binnen de organisatie’?
Misschien had de aangehaalde econoom in zijn stelling het woord ‘technici’ moeten vervangen door ‘economen’ of ‘ambtenaren’, maar aan zulke flauwe en voor de hand liggende jij-bakken wil ik me eigenlijk niet schuldig maken. Voorlopig zien wij dat in het hoger onderwijs de belangstelling voor techniek weer langzaam aan het toenemen is. Die instromers maken volgens mij de juiste keuze en ze hoeven niet bang te zijn dat ze straks – na hun studie – niet aan de bak komen omdat ondernemers de vertrekkende oudjes toch niet gaan vervangen.
Henk de Vries