Meer vraag naar groene energie: meer CO2-uitstoot

Onlangs is in de Wieringermeer het grootste windmolenpark op land van Nederland geopend. De molens kunnen stroom opwekken voor 370.000 huishoudens. Daar zal in de praktijk weinig terecht van komen, want een substantieel deel gaat linea recta naar een ook al gloednieuw datacentrum ietsje verderop.

Daar kan je van alles van vinden. En in het licht van de wildgroei aan dit soort constructies, waar de lokale bevolking met die lelijke dingen zit opgescheept en er nauwelijks van profiteert, vraag ook ik mij af waarom we dit eigenlijk doen. Maar er is nog een ander, wat onderbelicht aspect rond groene energie, dat aan dat groene op gezette tijden een ander kleurtje geeft. Simpel gezegd, als het in de Wieringermeer niet waait en het datacentrum zou 100% groen willen draaien, dan zou het gezoem in de computerracks menigmaal verstommen. Wat capaciteit opvangen met batterijtechnologie en vooral veel grijs bijmengen is dan de oplossing, die feitelijk het hele idee achter het greenwashen van zo’n energieverslindende faciliteit ondergraaft.

Hetzelfde verhaal gaat op voor al die geplande waterstoffabrieken, die met groene energie de energieslurpende elektrolyseprocessen aan de gang willen houden om wat te beknibbelen op de CO2-uitstoot. Zo moet er in het Zeeuwse Sluiskil over een jaar of vijf een elektrolyser van 100 MW verrijzen, die een groot deel van de groene energie uit windparken op zee zal betrekken. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend dat er in 2030 voor slechts 2.000 uur per jaar voldoende groene stroom beschikbaar is om elektrolysers op wind en/of zon te laten draaien. Die 2.000 uur is equivalent met drie maanden volcontinuproductie. Dus negen maanden de boel stilzetten of veel grijs bijmengen.

Gelukkig zijn er nog wat lichtpuntjes in zo’n gitgrijs doemscenario te ontdekken. Zo is in het door het Fraunhofer-Institut für Angewandte Informationstechnik gecoördineerde SynErgie project getest of het mogelijk is om het stroomverbruik van productie-installaties aan te passen aan de fluctuerende output van wind- en zonne-energieopwekking. Dat gebeurde in Augsburg en omgeving, waar met bedrijven uit de machinebouw, metaalproductie en -bewerking, papier-, chemie- en kunststofsector een representatieve dwarsdoorsnede van de Duitse industrie aanwezig is, en hernieuwbare energie goed is voor ongeveer 35% van de totale stroomvoorziening. Dat bleek ook voor energie-intensieve processen goed te kunnen, zonder dat dit ten koste ging van de productiedoelstellingen. Bovendien werd de koolstofvoetafdruk verlaagd.

In Augsburg en omgeving zijn meerdere datacentra te vinden, maar zijn er geen Noord-Hollandse datacentertoestanden. Ook heeft de stad, die zich notabene profileert als ‘Wasserstoff City’ en met H-Tec Systems een bedrijf binnen zijn grenzen heeft dat installaties voor de productie van waterstof ontwikkelt, geen energieslurpende waterstoffabrieken. Het zal mij niet verbazen als dat geen toeval is…

Richard Bezemer,

hoofdredacteur Elektro-Data