Ze zijn weer voorbij, de twee grootste industriebeurzen die Nederland telt. Twee los van elkaar georganiseerde evenementen, respectievelijk in Amsterdam en Utrecht, waarvan vrijwel iedereen vindt dat ze eigenlijk gelijktijdig zouden moeten worden gehouden.
Het kost telkens meer moeite om bezoekers naar een beurs te krijgen; zowel in Amsterdam als Utrecht daalden de bezoekcijfers opnieuw met 10 à 20%. De organisatoren hadden er alles aan gedaan om de beurzen zo aantrekkelijk mogelijk te maken – eigenlijk is zelfs het woord ‘beurs’ taboe geworden, we spreken nu over ‘event’ en over ‘beleving’. Hoe mooi zou het zijn als beide organisatoren de handen ineen zouden slaan om een aantrekkelijk beleving voor de gehele industrie te organiseren? De overlap in exposanten is tussen ‘Amsterdam’ en ‘Utrecht’ wellicht niet heel groot, maar de keuze wordt voor de bezoekersdoelgroep, de industrie, wel erg moeilijk gemaakt. Twee beurzen binnen twee weken, dat lijkt wel wat veel van het goede.
Opmerkelijk op beide events was ook dat bezoekers al vrij vroeg in de middag weer naar huis (?) vertrokken. Kennelijk was het aanbod niet groot genoeg voor een dagvullend bezoek.
En het heeft ook niet veel gescheeld: een paar jaar geleden werd in een officiële persconferentie triomfantelijk het samengaan van Het Instrument en de Industriële Week aangekondigd. Althans: beide beurzen zouden gelijktijdig en op één lokatie plaatsvinden. Voorwaarde was, zo werd nadrukkelijk gesteld, dat beide beurzen, maar vooral de betrokken branche-organisaties, hun eigen karakter konden behouden. En daar ging het kennelijk mis, want het goede voornemen werd snel (en veel minder officieel) al weer ingetrokken. Jammer voor de exposanten, jammer voor de bezoekers en ook jammer voor de beursorganisatoren die binnen enkele weken van collega’s weer concurrenten werden. Het schijnt dat partijen opnieuw met elkaar in gesprek zijn, maar of een creatieve en effectieve samenwerking in 2014 al kan worden geëffectueerd?
Henk de Vries