Vallen samengebouwde voertuigen geheel onder de CE-markering?

Valt een samengebouwd voertuig met ook delen die niet onder de Machinerichtlijn of andere EU-richtlijnen vallen in zijn geheel onder de CE-markering?

Vraag A
Wij zijn een branchevereniging en onze leden ontwikkelen en bouwen wegtransportmiddelen. Hiervoor worden machines ingekocht voorzien van CE-markering die worden samengebouwd tot een rijdend voertuig. De overige delen van het voertuig vallen niet onder de Machinerichtlijn of andere relevante EU-Richtlijnen. Wat zijn de argumenten om al dan niet te besluiten het gehele voertuig onder CE-markering te laten vallen? 
Afbeelding bij vraag 1-2018-350 Voorbeeldfoto’s van een dergelijk voertuig voorzien van een laadklep en een besturing van beide assen.
 
Antwoord A

Destijds (periode 1985-1992) is door de EU besloten de interne markt te harmoniseren en handelsbarrières te slechten. De Machinerichtlijn 2006/42/EG geldt voor machines conform de definitie van “machine” genoemd in artikel 2 van de Machinerichtlijn. Er is echter is een lijst met uitzonderingen die een bepaalde logische achtergrond hebben, maar soms ook een politieke. Het wegverkeer en de wegvoertuigen vragen om wederzijdse erkenning van elkaars keuringen en eisen. Aangezien dit erg gecompliceerd is (onlangs is na jaren overleg de keuring voor tractoren vastgelegd) heeft men destijds besloten de wegvoertuigen (voor de openbare weg) uit te zonderen, maar de machines op dergelijke voertuigen niet. Deze vallen gewoon onder de Machinerichtlijn.

 
 
Vraag B
Als brancheorganisatie merken we dat leveranciers producten aan onze leden toeleveren voorzien van een II-B verklaring, terwijl er ons inziens voldoende argumenten zijn om met een II-A verklaring te leveren. Veelal betreft het namelijk de levering van onderdelen waaruit een compleet werkende machine kan worden geassembleerd. Ons advies aan de leden is de leveranciers te wijzen op het feit dat het een wettelijke verplichting betreft. Helaas werkt dit in de praktijk niet. Welke andere adviezen kunnen we onze leden geven om leveranciers toch te bewegen een II-A verklaring af te geven?

 

Antwoord B

De Machinerichtlijn (MRL) onderscheidt de “voltooide” machine en de “niet voltooide” machine, waarvoor respectievelijk een EG-Verklaring van overeenstemming (verklaring volgens MRL Bijlage II-A) of een Inbouwverklaring (verklaring volgens MRL Bijlage II-B) opgesteld moet worden. In de dagelijkse praktijk komt het regelmatig voor dat een machine door de fabrikant onterecht wordt gezien als “niet voltooide” machine (II-B).  Het probleem met de keuze voor “voltooid” (II-A) of “niet voltooid”  II-B komt voort uit een ‘technisch gevoel’. Immers een machine die niet functionerend wordt opgeleverd is uit oogpunt van een techneut geen complete machine. Als de fabrikant van dergelijke machines door een dealer dit moet laten in- of opbouwen denkt de fabrikant dat de dealer uiteindelijk verantwoordelijk is.
Echter als iemand een keukenmixer koopt werkt deze ook niet meteen; er moet eerst de elektra worden aangesloten. Deze handeling zorgt er niet voor dat de koper plotseling verantwoordelijk wordt voor CE-markering (volgens II-A) van de keukenmixer.
Om te voorkomen dat fabrikanten de makkelijke weg kiezen is, in één van de definities voor “machine”, opgenomen dat ook machines waarbij de energiebron ontbreekt toch moeten worden gezien als voltooide machines (II-A). De fabrikant moet wel aangeven hoe het apparaat moet worden aangesloten en ook hier met zijn risicobeoordeling mee rekening houden. Het gaat zelfs zover dat ook motoren in de machine mogen ontbreken (zie guide machinery ..) en nog steeds is de machine als (juridisch) “voltooide” machine te beschouwen.

 
Bovenstaand antwoord is afkomstig van FUSACON BV