Regels voor zuinige elektromotoren

Elektromotoren verbruiken veel energie, zo bleek uit onderzoek van de Europese commissie. In bedrijven waar elektromotoren worden ingezet, komt 70% van het energieverbruik voor rekening van deze motoren. Ze kunnen en moeten dus energiezuiniger. Daarom heeft de EU hiervoor regels opgesteld. Per 1 januari 2015 is de eerste verordening ingegaan. In 2017 worden de regels verder aangescherpt.

Door de motoren efficiënter te laten werken en door frequentieregelaars te gebruiken, kan het verbruik flink omlaag. Door regelgeving op dit gebied wil ‘Europa’ het energieverbruik met 20 tot 30% omlaag brengen.

  

Rendementsniveaus IE3 of IE2

AC-elektromotoren zijn in te delen in een aantal rendementsniveaus. Deze niveaus worden aangeduid met de afkorting IE (International Efficiency), gevolgd door een cijfer. Hoe hoger het cijfer, hoe hoger het rendementsniveau. Sinds 1 januari 2015 moeten nieuwe AC-motoren van 7,5 kW tot 375 kW voldoen aan de IE3-norm.

De motoren moeten overigens wel voldoen aan de volgende eisen:

  • 2 tot en met 6 polen;
  • nominale spanning tot 1000 V;
  • nominaal vermogen van 7,5 kW tot 375 kW;
  • en ze worden beoordeeld op basis van continubedrijf.

Per 1 januari 2017 vallen ook kleinere motoren onder de regelgeving. Dan moeten ook motoren met vermogens vanaf 0,75 kW onder rendementsniveau IE3 vallen of onder IE2 als ze een frequentieregelaar hebben. De regelgeving waar het om gaat is: EG-Verordening 640/2009 inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren. Deze geeft uitvoering aan de Europese Richtlijn Ecodesign. Deze Verordening moet leiden tot besparing van 5500 PJ (1527,8 TWh ) aan energie en 135 TWh aan elektriciteit tijdens de levenscyclus van elektromotoren.

Niet voor alle motoren

De verordening geldt niet voor alle motoren. De volgende motoren zijn vrijgesteld:
a) motoren die zijn ontworpen om te worden gebruikt terwijl ze volledig in een vloeistof zijn ondergedompeld;
b) motoren die volledig in een product (bijvoorbeeld versnelling, pomp, ventilator of compressor) zijn geïntegreerd en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van het product kunnen worden getest;
c) motoren die specifiek zijn ontworpen om te functioneren:

  • op een hoogte van meer dan 1000 m boven de zeespiegel;
  • bij een omgevingstemperatuur van meer dan 40 °C;
  • bij een maximumbedrijfstemperatuur van meer dan 400 °C;
  • bij een omgevingstemperatuur van minder dan -15 °C (voor alle motoren), of van minder dan 0 °C (voor luchtgekoelde motoren);
  • wanneer de temperatuur van het koelwater aan de ingang van het product minder dan 5 °C of meer dan 25 °C bedraagt;
  • op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 94/9/EG van het Europese Parlement en de Raad;

d) remmotoren

Kijk voor meer informatie op http://www.indi.nl/