Mijn bedrijf bouwt kleine 3D-printers voor industriële gebruikers en het is bij ons niet helemaal duidelijk of hierop ook de Machinerichtlijn 2006/42/EG van toepassing is.
Mijn persoonlijke visie is dat een 3D-printer onder de Machinerichtlijn valt, omdat het voldoet aan de eerste definitie van een machine uit artikel 2a eerste streepje:
een samenstel, voorzien van of bestemd om te worden voorzien van een aandrijfsysteem — maar niet op basis van rechtstreeks gebruikte menselijke of dierlijke spierkracht —, van onderling verbonden onderdelen of componenten waarvan er ten minste één kan bewegen, en die samengevoegd worden voor een bepaalde toepassing;
Maar er zijn ook wel leveranciers die 3D-printers leveren aan particulieren en dan zou je kunnen zeggen een 3D-printer valt onder één van de volgende uitzonderingen van de Machinerichtlijn artikel 1 lid 2 k):
- Huishoudelijke apparaten die voor privégebruik zijn bestemd.
- Apparatuur die wordt gebruikt in de informatietechnologie.
- Gewone kantoormachines.
Uitgaande van bovenstaande uitzondering zou je kunnen stellen dat de 3D-printer niet CE-gemarkeerd dient te worden op basis van de Machinerichtlijn, maar op basis van de Laagspanningsrichtlijn en anderen.
Onze vraag is nu: valt een 3D-printer die wordt toegepast bij industriële bedrijven onder het toepassingsgebied van de Machinerichtlijn 2006/42/EG?
Antwoord
Momenteel buigt de normcommissie CEN/TC 438 – Additive Manufacturing (AM) zich over de Europese EN-normen die gelden voor Additive Manufacturing. Op wereldniveau worden de normen voor AM gemaakt door ISO/TC 261 – Additive manufacturing. Deze normcommissies zijn vooral bezig met kwaliteitseisen aan 3D-printen.
Om te bepalen of een 3D-printer wordt gezien als een machine is het goed om eerst even wat definities te benoemen:
3D-printen (3DP) — ook bekend als additieve productie (Additive Manufacturing of AM) — is een productieproces waarbij 3D-printers worden gebruikt voor de vervaardiging van andere producten.
3D-printers — ook bekend als additieve productietoestellen — zijn productiemiddelen waarmee verschillende producten kunnen worden vervaardigd, voor verschillende toepassingen.
Uw analyse van de 3D-printer in relatie tot de definities van de Machinerichtlijn uit artikel 2 is inderdaad correct te noemen. Een 3D-printer heeft bewegende delen, wordt aangedreven en bezit een “bepaalde toepassing” namelijk het in 3D-printen van producten/onderdelen.
Wat betreft de door u genoemde uitzondering: die geldt niet voor 3D-printers die bedoeld zijn om in een industriële omgeving te worden ingezet.
Eindconclusie
Ja, een 3D-printer voor industriële toepassingen is een product dat valt onder de Machinerichtlijn en andere geldende EU-Richtlijnen, zoals Richtlijn 2014/30/EC (de richtlijn elektromagnetische compatibiliteit), EU-wetgeving inzake chemische stoffen, Richtlijn 2012/19/EU (de AEEA-richtlijn), Richtlijn 2011/65/EU (de BGGS-richtlijn), Richtlijn (EU) 2017/2102 en Verordening 1907/2006/EU (de Reach-verordening).
Deze uitspraak is ook te lezen in EU-document “Procedures voor conformiteitsbeoordeling van het 3D-printen en 3D-gedrukte producten voor gebruik in een medische context in verband met COVID-19”. Zie onderstaande link.
Link naar uitspraak EU over 3D-printers
https://ec.europa.eu/docsroom/documents/40562/attachments/1/translations/nl/renditions/pdf
Link naar normen voor 3D-printers
ISO TC 261 – Additive Manufacturing: https://www.iso.org/committee/629086/x/catalogue/p/0/u/1/w/0/d/0
CEN/TC 438 – Additive Manufacturing:
https://standards.cencenelec.eu/dyn/www/f?p=205:32:0::::FSP_ORG_ID,FSP_LANG_ID:1961493,25&cs=14975D2943DBCE35F20A758610EC3ADA9
Bovenstaand antwoord is afkomstig van FUSACON B.V.