Hoe worden – en blijven – we de beste machinebouwers van de wereld?

Met 70 leden die ongeveer 75% van de sector – de machinebouw in de ‘food’ in al zijn facetten – vertegenwoordigen en goed zijn voor pakweg een omzet van 5 miljard euro waarvan ongeveer 90% uit export, zou je denken dat de GMV-leden hun boontjes zelf wel kunnen doppen. Niet dus, volgens GMV-directeur Marcel van Haren. Reden om in de keten te speuren naar gelijkgestemden. Bij de Federatie Paneelbouw bijvoorbeeld.

Door Robin Zander

"GMV-leden kunnen het niet alleen", stelt de GMV-voorzitter klip en klaar. "Je ziet dat de complexiteit in de machines steeds verder aan het toenemen is en de flexibiliteit die vanuit de markt wordt verwacht ook steeds groter wordt. Dit betekent dat je moet gaan nadenken hoe je in de toeleverketen veel slimmer met elkaar kunt gaan samenwerken. Hoe kunnen we nu de expertise die bijvoorbeeld bij de paneelbouwers zit ook van dienst laten zijn voor de machinebouwers en tot nieuwe samenwerkingsmodellen komen?"

Samen sterker door samenwerking is ook een uitgangspunt van de Federatie Paneelbouw, een sectie binnen de Federatie Elektrotechniek (Fedet). Tom Stringer is behalve algemeen directeur van paneelbouwer Aqualectra in Heerhugowaard, ook voorzitter van de Federatie Paneelbouw die ongeveer twee jaar geleden officieel werd opgericht. Deels zoals Stringer het zegt om te zorgen dat "we het in Nederland met elkaar steeds beter gaan en blijven doen".

Verplichting

Maar dat is, zo stelt de paneelbouwvoorzitter, niet de enige reden: "We moeten ook zorgen dat we de verplichting die we hebben uitgesproken naar onze medewerkers – door een handtekening onder hun arbeidscontract te zetten -ook waar kunnen maken en zij hun brood kunnen blijven verdienen. Het is het heel makkelijk zeker voor een bedrijf van onze omvang, om te zeggen: we gaan een stuk in het buitenland produceren want dat is zo lekker goedkoop. Maar uiteindelijk als je hier niet produceert dan ga je ook de kennis verliezen. Willen wij dus met elkaar als BV Nederland actief blijven en hier het bestaan kunnen blijven garanderen – en ook het bestaan van de generatie na ons want het is ook fijn als onze kinderen hier hun brood kunnen blijven verdienen, dus zullen we daar de stappen voor moeten zetten."

Grote stap voorwaarts

Een van die stappen is de rondetafelbijeenkomst die eind september plaats had bij Aqualectra, de grootste paneelbouwer in Nederland. Van Haren: "Veel machinebouwers binnen de GMV zijn groot geworden omdat ze twee technieken heel slim wisten te integreren. Daar is automatisering bij gekomen, ICT, en nu komen daar allerlei factoren bij met nieuwe businessmodellen. Dat betekent dat je binnen die complexiteit ook naar nieuwe samenwerkingsmodellen moet zoeken binnen de keten. Daarom willen we onder andere met een rondetafeldiscussie als deze onze GMV leden weer een stapje verder te brengen. Maar daarvoor is nodig dat we een bepaalde openheid creëren, waarbij we op tafel kunnen leggen welke issues er spelen en hoe we die samen op kunnen lossen. Als je dat voor elkaar weet te krijgen denk ik dat je als Nederlandse machinebouwsector en in dit geval speciaal voor de food, echt een hele grote stap voorwaarts kan zetten." Dat lijkt ook een stap die in lijn is met de missie die de Federatie Paneelbouw voor zichzelf heeft geformuleerd: Het waarborgen van de kwaliteit van schakel- en besturingspanelen ter stimulatie en behoud van de paneelbouw én maakindustrie in Nederland.

Het gaat hard

Zowel de vertegenwoordigers uit de paneelbouw als de machinebouwers uit de food – in totaal kende de rondetafel 19 deelnemers – bleken op deze eerste verkennende bijeenkomt in elk geval de nodige zorgen te delen en te herkennen. Want hoe handhaaf je als bedrijf je concurrentiepositie, als je als paneelbouwer alleen al alle zeilen bij moet zetten om in je eigen vakgebied bij te blijven? En moet je als machinebouwer wellicht toch delen gaan inkopen en niet meer zelf bouwen? Maar hoe zit het dan met de kennis die cruciaal wordt geacht voor het voortbestaan van de eigen onderneming én de maakindustrie in Nederland?

Zowel voor de machinebouwers als de paneelbouwers – en die scheiding is niet altijd even strikt omdat er nog voldoende machinebouwers zijn die hun eigen panelen bouwen – zijn het vinden van personeel en het op peil houden van kennis belangrijke gedeelde aandachtspunten. Digitalisering, Smart Industry, Industrie 4.0, Big Data – ook daarmee wordt in meer of minder mate geworsteld door beide ‘partijen’. Veel meer dan in het verleden zullen IT en software het succes van machines, installaties en businessmodellen bepalen en niet de paneel- of machinebouw als elektrotechnische of werktuigbouwkundige discipline.

Engels het nieuwe Nederlands?

Als het om personeel gaat kijkt Jan Bos van JB Besturingstechniek al geruime tijd over de grens – en Engels is het nieuwe Nederlands wat hem betreft: "Je moet er van uitgaan dat degene die je nu gaat aannemen Engelstalig zal zijn. In Oldenzaal nemen we een software-engineer aan uit Spanje. Deze week hebben we nog een gesprek met iemand uit Italië. Op dat niveau kun je ze gewoon niet meer krijgen in Nederland. Er zijn een aantal gespecialiseerde bureaus die deze mensen uit andere landen in Europa naar Nederland halen. Anders houdt het de groei tegen."

Een mogelijke optie, meent deelnemer Jan Hartman die namens de Federatie Elektrotechniek aan tafel zit, is kijken naar mogelijke samenwerkingen tussen opleiders die verbanden kunnen leggen tussen de paneelbouw en machinebouw. Op die manier kunnen alle partijen de vijver groter maken – de opleiders, de potentiële werknemers én hun mogelijke werkgevers.

Aqualectra heeft wel een bedrijfsschool gehad, maar kon die helaas in de jaren dat het minder ging niet overeind worden gehouden. Nu wordt gewerkt met leerwerkovereenkomsten zoals zoveel bedrijven ongetwijfeld samen met regionale opleidingscentra doen. Wellicht zijn ook daar regionaal met paneelbouwers en machinebouwers samenwerkingen te smeden; Aqualectra heeft de ruimte.
Koen Boot van Vencomatic heeft daar in elk geval een succesverhaal over te melden in samenwerking met het Summa-college in de regio Eindhoven. Wel met de kanttekening dat dit succes vooral voor eigen personeel gold. Bovenop een basiscursus elektrotechniek is medewerkers, ook bijvoorbeeld uit de assemblage, een gevorderdencursus aangeboden in samenwerking met het Summa College. Hun inzetbaarheid is daardoor aanzienlijk vergroot.

Onderling vertrouwen

Stringer ziet ook binnen de Federatie Paneelbouw mogelijkheden om niet steeds individueel het wiel te gaan uitvinden, bijvoorbeeld als het om de implementatie van nieuwe normen gaat. Als er een paar die stap zouden willen zetten en niet denken "ik ga mijn concurrent toch niet helpen?". Iedereen kan zo verder komen en zo kan weer wat kapitaalvernietiging in de BV Nederland worden voorkomen. Binnen de paneelbouwclub is inmiddels al het nodige onderling vertrouwen opgebouwd. Stringer vertelt dat leden bij elkaar kunnen kijken of onderling componenten beschikbaar stellen in geval van levertijdproblemen bij fabrikanten. Zo helpen de leden elkaar.

Interactie

De machinebouwer ziet zich volgens Stringer bovendien met veel normen op veel meer terreinen geconfronteerd dan hij als paneelbouwer. En dat terwijl hij al 2,5 fte heeft die zich specifiek met de ontwikkelingen op normgebied bezighouden. Ook daar ontstaan mogelijkheden tot krachtenbundeling tussen machinebouwer en paneelbouwer. Volgens Gidi Dekker van machinebouwer Tolsma-Grisnich betekent het ook dat je keuzes moet maken. Je kan niet overal goed in blijven zijn. Wellicht moet je opteren om alleen specials zelf te blijven maken om de kennis te blijven behouden. Jan Lof van Meyn Food Processing Technology beaamt dit. Zij zien de paneelbouw als verlengstuk van de engineering. Meyn besteedt daarom de bouw van panelen uit en hun partner houdt in de gaten wat er bijvoorbeeld aan relevante wet- en regelgeving in de wereld voor Meyn van toepassing is of kan worden. Die interactie met een paneelbouwer is voor hem belangrijk.

Uitkleden

Mogelijkheden voor interactie te over maar toch moet automatisering volgens Robert Verel van paneelbouwer Inelvé niet worden uitgevlakt als mogelijke oplossing voor het tekort aan gekwalificeerd personeel. Tegelijkertijd vraagt Verel zich af of je dan je bedrijf nog wel aantrekkelijk genoeg kan houden omdat je het vak van paneelbouwer aan het uitkleden bent. Toch gaan zij daar mee door om ook bijvoorbeeld de assemblagemedewerker een hoogwaardig paneel te kunnen laten bouwen.
Maar dat vraagt volgens hem wel wat aan de ‘voorkant’, want je enginering moet wel kloppen. Zeker als je daar niet verder over na wil denken gedurende de productie. Hierdoor ontstaat capaciteit voor ‘specials’. Zo kan ook de BV Nederland speciaal blijven – door dingen te maken die niet zo van de plank te halen zijn. Kunnen ook digitalisering en ‘smart industry’ daar nog een rol bij spelen? Wordt vervolgd.