De wirwar in Atex en IECEx wetgeving

Ate is de afkorting van het Franse ‘Atmosphère Explosives’. Deze term wordt gebruikt als synoniem voor de twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden, de 1994/9/EG (ATEX-95)en de 1999/92/EG (Atex 137).

Om de Atex-filosofie wereldwijd van toepassing te maken, is de IECEx codering afgegeven door de International Electrotechnical Commission. Deze commissie houdt zich bezig met wereldwijde standaardisatie van normen met betrekking tot elektriciteit en elektronica.

Atex-95

Atex is in eerste instantie opgezet als verplichting voor fabrikanten om risico’s voor de industrieel eindgebruiker waar een explosierisico aanwezig is te minimaliseren. In 2003 is de Atex-95 richtlijn, ook wel CE-Atex genoemd, in werking getreden en verplicht op de Europese markt. Hierin zijn duidelijke regels geformuleerd waaraan elektrische, elektronische en mechanische apparatuur moet voldoen voor gebruik op plaatsen waar stof- of gasexplosiegevaar kan optreden; een Ex geclassificeerde zone. Materieel dat door fabrikanten volgens Atex-95 geschikt is gemaakt voor gebruik onder explosiegevaarlijke omstandigheden
bevat naast de CE-markering natuurlijk ook het Ex keurmerk.

Atex-137

Veilig werken kan pas echt gehandhaafd worden op het moment dat je als gebruiker ook verplichtingen hebt. In 2006 is daarom de Atex-137, de zogeheten Arbo-Atex, in het leven geroepen. De wet vereist deskundigheid bij de eindgebruiker. Want hoewel vanuit Atex-95 de fabrikant de risico’s moet minimaliseren, blijft de eindgebruiker altijd verantwoordelijk voor de juiste selectie van de apparatuur, de installatie en het  onderhoud. De Atex-137 beschrijft de minimale veiligheidseisen waar werkgevers voor moeten zorgen om een gezonde en veilige werkomgeving te creëren voor werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen. Op grond van de Arbowetgeving dient de werkgever een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te maken van de arbeidsplaatsen van deze werknemers. Daarnaast is een verplichting die voortvloeit uit de Atex-137 het door de werkgever op te stellen en onderhouden explosieveiligheidsdocument (EVD). Als er sprake is van explosiegevaar, dient een gevarenzone indeling toegevoegd te worden aan het EVD, inclusief een identificatie en beoordeling van de explosierisico’s en een plan om een veilige werkplek te creëren.

Gevarenzones

De zone definieert de kans dat gevaarlijke stoffen in een ontvlambare concentratie aanwezig zijn in de omliggende atmosfeer. Voor gas gelden de zones 0, 1 en 2. Zone 0 is een ruimte waar een explosief gasluchtmengsel continu of voor langere periodes aanwezig is (meer dan 1000 uur per jaar). In zone 1 zijn brandbare of geleidende stoffen aanwezig (tussen 10 en 1000 uur per jaar). In deze ruimte is de kortstondige ontwikkeling van een explosief gas-luchtmengsel onder normale omstandigheden waarschijnlijk. Zone 2 is een gebied waarin de ontwikkeling van een explosief gas-luchtmengsel onwaarschijnlijk is. Als een dergelijke ontwikkeling zich hier wel voordoet is dat voor zeer korte duur, als gevolg van abnormale omstandigheden (minder dan 10 uur per jaar). Ook zijn er zones die als “afwijkend gebied” ingedeeld zijn, de zogeheten
AG-zones, waarin ontstekingsbronnen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld ovens).
Zones 20, 21 en 22 gelden als explosiegevaarlijke plaatsen voor stof. In zone 20 is gedurende meer dan 1000 uur per jaar een explosiegevaarlijke stofwolk aanwezig. In zone 21 is er een grote kans op een explosiegevaarlijke stofwolk (tussen 10 en 1000 uur per jaar) en in zone 22 is deze kans klein en van korte duur (minder dan 10 uur per jaar). 
De indeling van dergelijke zones kan geschieden aan de hand van een HAZOP (HAZard and OPerability) studie. De NEN-EN-1127 (Plaatsen waar explosiegevaar kan heersen –  explosiepreventie) is onderdeel van deze studie en verwijst naar ontstekingsbronnen. De aanpak voor het indelen in Ex-zones is voor Nederland gegeven in de Nederlandse praktijkrichtlijn, de NPR 7910, deel 1 voor gas en deel 2 voor stof. Met de HAZOP-methode worden gevaren en ongewenste situaties geïdentificeerd in industriële installaties, met als doel de risico’s beheersbaar te maken. De primaire focus van de studie ligt op procesrisico’s, de secundaire op menselijk falen.  Het kan zijn dat een gebied rondom de procesleiding naar aanleiding van de HAZOP-studie de kwalificatie “potentieel explosiegevaarlijk” krijgt. Beschermingsmethodes om ontstekingsbronnen te voorkomen in een mogelijk aanwezige explosieve atmosfeer staan afgebeeld in de tabel onderaan deze bladzijde.
Atex en IECEx: Explosieveiligheid in praktijk
Als u naar aanleiding van de HAZOP, de NEN-EN-1127 en de NPR 7910 het mogelijke explosiegevaar in kaart heeft gebracht, weet u welke Atex-95 gecertificeerde apparatuur u nodig heeft. Toch is het een hele prestatie om uw weg te vinden door de wirwar aan regels omtrent Atex-regelgeving. Een Atex cursus voor u of uw medewerker(s) is dan ook aan te bevelen als u te maken heeft met explosiegevaar.
In samenwerking met MTL Instruments organiseert itsme Industrial Automation op 25 en 26 september een 2-daagse training “Atex en IECEx: Explosieveiligheid in praktijk”. De cursus is hoofdzakelijk voor systeemontwerpers en projectleiders die verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen en specificeren van explosieveilige instrumentatie, alsmede voor technici die betrokken zijn bij explosieveilige technieken. De cursus vindt plaats bij ES Elektro vestiging Wateringen. Heeft u interesse in deelname of wilt u meer informatie? Surf naar http://itsme.eu/cursussen/veiligheid/atex-iecex . 
tabel beschermingsmethoden ATEX