Wetenschapsbeleid onder de loep

Het kabinet gaat meer duidelijke keuzes maken in zijn wetenschapsbeleid, om de maatschappelijke impact van wetenschap te vergroten. Middelen en energie worden gerichter ingezet, met meer oog voor wetenschappelijke sterkten, maatschappelijke uitdagingen en economische kansen.

Universiteiten moeten zich nog meer profileren dan ze nu al doen, wetenschappelijke instituten moeten hun bestaansrecht blijven bewijzen en er komt meer ruimte en waardering voor onderzoekers die zich bezig houden met onderwijs en kennistoepassing. De typisch Nederlandse verbinding tussen onderzoek en onderwijs wordt versterkt. Naast meer focus op thema’s kiest het kabinet er ook duidelijk voor dat vrij en ongebonden onderzoek blijft gewaarborgd, want dat is de noodzakelijke voedingsbodem voor wetenschappelijke ontwikkelingen in de toekomst.

Grondige herziening

Het wetenschapsbeleid is toe aan een grondige herziening, vinden minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker (OCW). Minister Bussemaker: "We hebben hoge verwachtingen van de Nederlandse wetenschap. Denk aan hoe we gezond en vitaal ouder kunnen worden of hoe wij Nederland en de rest van de wereld beschermen tegen een stijgende zeespiegel. Thema’s die vragen om de maximale aandacht, inzet en samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, wetenschappelijke topinstituten en maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven."

Staatssecretaris Dekker: "De Nederlandse wetenschap behoort tot de internationale top, maar om deze toppositie verder te versterken moeten we nu strategische keuzes maken en dat betekent dat je niet langer alles kunt blijven doen. De maatschappelijke meerwaarde van wetenschap moet maximaal vergroot worden, dat kan in de vorm van onderwijs, valorisatie en economische toepassingen."

Nationale Wetenschapsagenda

Wetenschappers, universiteiten, hogescholen en het bedrijfsleven gaan samen met maatschappelijke organisaties en betrokken burgers de Nationale Wetenschapsagenda bepalen. Hierin komen de thema’s waar de wetenschap zich de komende jaren op moet gaan richten. Waar liggen de wetenschappelijke sterktes en de economische kansen en op welke maatschappelijke uitdagingen moet de Nederlandse wetenschap een oplossing en antwoord gaan vinden? In de Nationale Wetenschapsagenda worden de krachten van alle verschillende partijen gebundeld en wordt samenwerken tussen wetenschappelijke instellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties gestimuleerd. In 2015 komt de kenniscoalitie, bestaande uit de universiteiten, hogescholen, KNAW, NWO, VNO/NCW, instituten voor toegepast onderzoek (TO2) en MKB Nederland met de invulling van de agenda.

Promotieprikkel verlaagd

Het kabinet stelt structureel €50 miljoen beschikbaar voor onderzoekers van universiteiten, hogescholen, en publieke kennisinstellingen die Europese onderzoeksubsidies binnenhalen. Door bij te dragen in de kosten van de matching behouden de instellingen meer ruimte in de eerste geldstroom dat kan worden ingezet voor vrij en ongebonden onderzoek.

De promotieprikkel voor universiteiten om zoveel mogelijk promovendi te hebben, wordt verlaagd. Maximaal 20% van hun financiering zal nog op basis van het aantal gepromoveerden zijn, het vrijgekomen geld wordt ingezet voor de profilering van de instellingen, dit kan maximaal oplopen tot €95 miljoen.

De bekostiging van universiteiten wordt stabieler en voorspelbaarder omdat er voortaan wordt gerekend met driejarige gemiddelden. Hierdoor wordt het makkelijker voor universiteiten om te investeren in langduriger fundamenteel onderzoek. In 2015 wordt er met de universiteiten een nieuw hoofdlijnenakkoord gesloten. Hierin zetten zij een volgende stap in hun profilering, die sterk zal aansluiten bij de thema’s uit de wetenschapsagenda.

Ook bij de financiering van onderzoeksvoorstellen door NWO worden de keuzes uit de Nationale Wetenschapsagenda leidend. Voorstellen waarin kennisinstellingen samenwerken met bedrijven en maatschappelijke organisaties en voorstellen met aandacht voor valorisatie en kennistoepassing zullen een betere beoordeling krijgen. En ook de zwaartekrachtpremies, financiering voor wetenschappelijke consortia van universiteiten die de potentie hebben om vernieuwend en invloedrijk wetenschappelijk onderzoek te verrichten, worden in 2016 ingezet op thema’s die aansluiten bij de agenda. Excellentie blijft bij alle beoordelingen het belangrijkste criterium.

Nationale commissie

Er komt een permanente nationale commissie bij NWO die geld dat wordt besteed aan bijvoorbeeld databanken of grote telescopen, de wetenschappelijke infrastructuur, strategischer in gaat zetten in lijn met de wetenschapsagenda. Een lange-termijnvisie en het strategischer inzetten van de middelen uit eerste en tweede geldstroom in samenhang bekeken met de faciliteiten van universiteiten, instituten en het bedrijfsleven zijn hierbij topprioriteit.

Ook NWO moet flexibeler en met meer slagkracht kunnen inspelen op maatschappelijke uitdagingen. Samenwerken tussen verschillende wetenschappelijke disciplines wordt belangrijker, ook bij de aansluiting op de wetenschapsagenda. Het is een logische stap om de verkokering bij NWO tussen de verschillende disciplines te doorbreken. Programmering en de verdeling van het budget komen bij één centrale Raad van Bestuur te liggen. Dit vergemakkelijkt en versterkt de samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines en met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.

Carrière

Het is van belang voor wetenschappers om zich ook te ontwikkelen op het gebied van onderwijs en op het gebied van ondernemerschap en valorisatie. Bij de beoordeling van wetenschappers zullen deze facetten dan ook een belangrijkere rol gaan spelen naast het aantal publicaties. Wetenschappers klagen nu over de enorme publicatiedruk die ten koste kan gaan van de kwaliteit. Ook zal er bij de beoordeling rekening worden gehouden met de verschillen tussen wetenschapsgebieden.

Het is belangrijk dat er voor promovendi verschillende carrièrepaden zijn, zij moeten ook kansen krijgen buiten de wetenschap. Het kabinet sluit daarom een promotieakkoord met het bedrijfsleven met als doel het aantal promovendi in het bedrijfsleven en bij de overheid in de komende tien jaar met honderden te vergroten. Om buitenlands toptalent aan te trekken, gaan we de Nederlandse wetenschap meer promoten in het buitenland. Zo zullen wetenschappers vaker mee gaan bij missies van het kabinet aan het buitenland. Het aantrekken, koesteren en ontplooien van wetenschappelijk talent in Nederland is van groot belang voor het versterken van het wetenschapsstelsel en de kenniseconomie.

Vinger aan de pols

Het kabinet maakt nu duidelijke keuzes in het wetenschapsbeleid en zal daarom ook sterker dan voorheen in de gaten houden of de keuzes nog goed aansluiten bij de veranderende maatschappelijke uitdagingen en economische kansen. De Nationale Wetenschapsagenda zal eens in de zeven jaar een nieuwe invulling krijgen. De KNAW en de NWO gaan iedere vier jaar alle kennisinstituten evalueren. Dit kan leiden tot nieuwe instituten, fusies en het verdwijnen van instituten. En eens in de twee jaar zal de Balans van de Wetenschap uit worden gebracht, een analyse over het functioneren van het gehele wetenschapsbestel.

De Nederlandse wetenschap staat er goed voor. Zowel nationale als internationale onderzoeken stellen vast dat het Nederlandse wetenschapsstelsel goed presteert. Maar een succesvolle toekomst van dit stelsel is zeker geen vanzelfsprekendheid. Deze toekomstvisie is in nauwe samenspraak tot stand gekomen met vooraanstaande wetenschappers, veelbelovende wetenschappelijke talenten, de universiteiten en hogescholen, De Jonge Akademie, Science in Transition, de KNAW en NWO.

Met de Wetenschapsvisie 2025, keuzes voor de toekomst geeft het kabinet een antwoord op de toenemende internationale concurrentie, de nieuwe rol van wetenschappers en grote maatschappelijke uitdagingen. Dan blijft volgens het kabinet de Nederlandse wetenschap van wereldformaat, wordt het meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en wordt het een broedplaats voor talent.